Momenteel is de voorzitter van de redactie van de VOC-Mededelingen, kolonel Hans van Dalen, uitgezonden naar Erbil in Irak. In dit artikel informeert hij de lezer over de complexe situatie in Irak, de verhouding tussen Arabieren en Koerden, organisatie en taakstelling van de missie en zijn eerste ervaringen als leider van een Capacity Building Mission team in het operatiegebied.

Strijd tegen ISIS
De Verenigde Staten hadden zich rond 2011 grotendeels teruggetrokken uit Irak. Irak was echter nog altijd geen stabiele staat en door onder meer wanbeleid van de toenmalige premier Maliki gleed Irak weer naar de afgrond. Wanbestuur, corruptie en pro-Sjiitisch beleid (dat is één van de twee belangrijkste Islamitische stromingen) gaven in 2013 voedsel aan de opkomst van de zogenaamde Islamitische Staat (IS). Deze beweging kwam voort uit Soennitische stammen (de andere grote Islamitische stroming) en oud leden van het Saddam Hoessein bewind (de zogenaamde Baath-partij). Door de ongeveer gelijktijdige uitbraak van de burgeroorlog in Syrië kon IS haar aanhang en invloed snel uitbreiden en nam het grote delen van Syrië en Irak onder haar controle. IS veranderde haar naam in Islamitische Staat in Irak en Syrië (ISIS) en trok ook veel internationale aanhang aan. Lokaal wordt echter de term ‘Da’esh’ gebruikt. Da’esh is in wezen een Arabische afkorting van de eerste letters van Arabische vertaling van de naam van ISIS ‘al-Dawla al-Islamiya fil Iraq wa al Sham’.
De op internet gepubliceerde gruweldaden tegen andersgelovigen, internationale vertegenwoordigers en minderheidsgroeperingen, deed de internationale gemeenschap besluiten om in te grijpen. Onder leiding van de USA werd op 17 oktober 2014 een Combined Joint Task Force (CJTF) opgericht om ISIS te bestrijden, gelegitimeerd door resolutie 2254 van de VN-veiligheidsraad. De operatie kreeg de naam ‘Operation Inherent Resolve (OIR)’. In 2014 liep ISIS echter nog meer delen van Irak onder de voet en vielen de steden Mosul en Tikrit in handen van ISIS. In de periode 2015-2016 werden veel luchtaanvallen op ISIS uitgevoerd, waaraan ook Nederlandse vliegtuigen deelnamen. Terwijl in Syrië de regeringstroepen (geholpen door de Russische Federatie) en de Syrische Koerden ISIS terugdrongen, werden door internationale troepen, Koerdische Peshmerga strijders en Sjiitische milities, ISIS uit de steden Tikrit en Kirkuk verdreven. In juli 2017 werd uiteindelijk de ISIS ‘hoofdstad’ Raqqa in Syrië veroverd, terwijl in dezelfde maand ook ISIS uit Mosul in Irak werd verdreven. In de hierop volgende jaren werd meer terrein op ISIS veroverd en Irak verklaarde in 2018 de complete overwinning op ISIS te hebben behaald. Tussen 2018 en 2020 werden daarna alle gebieden in Irak en Syrië op ISIS heroverd. ISIS bestaat op dit moment dan ook slechts als een ‘ondergrondse’ organisatie. Op dit moment bevindt de operatie OIR zich in Fase IV, de ‘normalize’ fase. Dit betekent in feite dat het gros van de inspanning niet meer op het verslaan van ISIS is gericht, maar op capaciteitsopbouw van de Iraakse strijdkrachten om ISIS onder de duim te kunnen houden.

Irak en de Koerden
Een korte uitleg over de complexiteit van Irak. Irak is geen eenheidsstaat. Irak is een staat die bestaat uit twee grote bevolkingsgroepen, namelijk de Arabieren (80%) en de Koerden (20%). De Arabieren wonen in het zuiden en het midden en zijn intern verdeeld in de Sjiitische en de Soennitische geloofsstroming. De Sjiitische Arabieren staan gedeeltelijk onder invloed van hun geloofsgenoten in Iran (maar voelen zich niet verwant met de Iraniërs), terwijl de Soennitische Arabieren meer op Saoedi-Arabië en Syrië zijn gericht (maar zich zeker niet ondergeschikt beschouwen). Beide partijen nemen deel aan het door de internationale gemeenschap getrainde Irakese leger, maar hebben ook grote eigen milities. Vooral de Sjiitische milities zijn omvangrijk en hebben zelfs een officiële status gekregen door hun succesvolle strijd tegen ISIS.
De Koerden wonen in het noorden van Irak. Ze spreken een andere taal en hebben nauwe verwantschap met de Koerden in Syrië, Turkije en Iran. In al die landen bestaat een vorm van Koerdisch onafhankelijkheidsstreven, maar alleen in Irak hebben ze een vorm van autonomie weten te verkrijgen. Formele onafhankelijkheid wordt zowel door Bagdad als de internationale gemeenschap tegengehouden. Helaas zijn ook de Koerden intern verdeeld, namelijk in twee politieke groeperingen, de Kurdistan Democratic Party (KDP) en de Patriotic Union of Kurdistan (PUK).
Deze twee partijen staan op gespannen voet met elkaar. De KDP beheerst het westelijk gedeelte (rond Duhok en Erbil) van Koerdistan, terwijl de PUK het oostelijk gedeelte van Koerdistan beheerst (geconcentreerd rond Suleymaniah). Op zich zou deze verdeling niet eens zo’n probleem zijn, ware het niet dat beide partijen eigen legertjes hebben en in de jaren negentig van de vorige eeuw ook een korte maar bloedige burgeroorlog hebben uitgevochten, voornamelijk uit economische motieven. Het leger van de PUK wordt ‘70’s genoemd, terwijl het leger van de KDP ’80’s wordt genoemd. Er zijn wel meer kleine politieke partijen, maar die spelen (nog) geen rol van betekenis. Alles in Koerdistan is gepolitiseerd rondom deze twee partijen, die in hun gebieden een vorm van alleenheerschappij bezitten. De twee gebieden samen vormen de zogenaamde ‘Koerdische Regio in Irak (KRI)’ die zelfs een regering bezit (KRG) waarin beide partijen proberen samen te werken op basis van een 50%-50% verdeling. Dit lukt vaker niet dan wel.

De verhoudingen tussen Bagdad en de KRG zijn ook ingewikkeld. Bagdad beschouwt de KRI als onderdeel van Irak en probeert haar wil op te leggen, maar de KRG kan zich eenvoudig hieraan onttrekken. Het Irakese leger (ook geplaagd door interne verdeeldheid), heeft geen enkele invloed of macht in Koerdistan. Politiek zijn er daarnaast twee grote problemen, namelijk de olie-inkomsten en de betwiste gebieden. Er is (veel) olie in Koerdistan en Bagdad stelt het niet op prijs dat de KRG zelf olie verkoopt om inkomsten te hebben. Bagdad wil volledige zeggenschap over alle olie (en gas) van het land om daarna een gedeelte hiervan af te dragen aan KRG. Maar in de praktijk worden deze afdrachten vaak vertraagd of als politiek drukmiddel gebruikt. Waardoor de KRG zich gerechtigd voelt om zelf olie te gaan verkopen en de inkomsten hiervan voor Koerdistan te gebruiken. Het tweede geschil zijn betwiste gebieden. De Koerden stellen dat er meer gebieden bij Koerdistan horen dan dat ze nu feitelijk beheersen. Vooral het olierijke Kirkuk is een twistappel die beide zijden willen hebben. De Koerden veroverden Kirkuk in juni 2014 toen ISIS aanviel en het Irakese leger zich terugtrok uit Kirkuk. In oktober 2017 verloren de Koerden echter weer de controle over de stad toen Sjiitische milities (Popular Militia Forces (PMF) genoemd) de Koerden op hun buurt verdreven en de controle over deze stad overnamen. Nadat beide zijden zich naar hoger gelegen gebieden terugtrokken, is er een soort niemandsland overgebleven, waar Kirkuk (en Mosul) in ligt.
Om het kort samen te vatten: Het Irakese leger heeft de macht in het zuiden en midden, terwijl de Koerdische ’70 en ’80 legertjes de macht in het noorden hebben. Zowel de Irakezen als de Koerden bewaken een interne grens/scheidslijn om het door hen gecontroleerde gebied af te bakenen. Die heten de Kurdish Coordination Line (KCL) en de Iraqi Coordination line (ICL). Tussen hen in zit trouwens nog een klein niemandsland, waarin zich nog kleine resten van ISIS bevinden.
Capacity Building Mission in Irak (CBMI)
De door de Amerikanen geleidde internationale gemeenschap probeert het militaire vermogen van Irak en de Koerden te verhogen. Veel andere landen zijn intussen bij de USA Combined Joint Task Force (Operation Inherent Resolve) aangesloten en hebben de zogenaamde Capacity Building Mission in Irak (CBMI) gevormd. Ook Nederland neemt hier nog steeds aan deel. Naast CBMI zijn overigens ook de NAVO (NATO Mission in Irak (NMI), VN (UNAMI) en EU (EUAM Iraq) in Irak actief, waardoor de onderlinge afstemming de nodige uitdagingen kent.
Terug naar Capacity Building Mission in Irak (CBMI). De taak van CBMI is op dit moment om ISIS verslagen te houden door de capaciteiten van ‘de Partner Forces’ te vergroten. Dit is dus het Irakese leger en de Koerdische legers, waarbij deze laatste twee legertjes (’70’s en ’80’s) moeten opgaan in een nieuw Koerdisch leger. Dit nieuwe Koerdische leger moet dan vallen onder het Koerdische Ministry of Peshmerga Affairs (MoPA). Peshmerga is de oude (en bekende) term voor Koerdische strijders die ‘zij die de dood aanschouwen’ betekent. Het hoofdkwartier van CJTF – OIR (CBMI) zit in Koeweit, met een zware vooruitgeschoven post in Bagdad en een kleinere post in Erbil. Zowel in Irak als in Syrië zijn er enkele kleinere coalitiebasis, vaak op of nabij een vliegveld. Het zwaartepunt van de inspanningen ligt echter in Irak.

De CBMI-coalitie is dus rond de USA CJTF-OIR georganiseerd. Ze telt ongeveer 18.000 man verdeeld over diverse basis. Ze bestaat uit ongeveer een brigade aan gevechtstroepen, helikopter ondersteuning, Special Forces ondersteuning en enkele grotere zogenaamde ‘Directorates’. Veel werk wordt, zoals vaker bij de Amerikanen, uitbesteed aan civiele contractors. De Directorates vormen in Fase IV het zwaartepunt van de inspanning. Een korte toelichting.
Het Directorate for Strategic Communication (DSC) neemt de communicatie voor haar rekening, waarbij gebruik gemaakt wordt van social media, persconferenties en uitzendingen.
Het Directorate for Military Assistance (DMA) regelt de uitgifte van voertuigen, uitrusting, wapens, munitie en brandstof aan de Irakezen en de Koerden. Ook wordt gedeeltelijk de salarissen betaald. De bedragen die hiermee gemoeid gaan zijn nog aanzienlijk, maar worden in de komende jaren snel afgebouwd. De Partner Forces moeten immers op eigen benen kunnen staan.
Het Directorate voor Interagency Civil Environment (DICE) is een zeer belangrijke organisatie. Ze zijn namelijk verantwoordelijk voor assistentie aan gevangenissen en vluchtelingenkampen in Irak en Syrië. ISIS bestaat namelijk volgens CJTF-OIR uit drie groepen. De eerste groep is ‘ISIS at large’. Dit zijn de ISIS strijders die ondergedoken zitten, maar nog vrij rondlopen. Dat zijn er ongeveer 2.000, verspreid in kleine groepjes in Irak en Syrië. De tweede groep is ‘ISIS detained’. Deze ISIS strijders zijn eerder gevangen genomen en zitten opgesloten in grotere en kleinere gevangenissen in Irak en Syrië. Sommige van deze gevangenissen zijn goed georganiseerd, anderen slecht. ISIS probeert soms hun strijders uit deze gevangenissen te bevrijden. Het gaat hier om ongeveer 3000 tot 3500 ISIS gevangenen in Irak en 10.000 tot 11.000 in Syrië. DICE is bezig de gevangenissen te verbeteren. Dit heet ‘Operation Spectre Castle. De derde groep ISIS wordt ‘ISIS 2.0’ genoemd. Dit zijn de tienduizenden vluchtelingen die nog altijd in diverse vluchtelingenkampen leven. Om precies te zijn 100.000 vluchtelingen in Syrië en 53.000 in Irak. Dit zijn voor 90% vrouwen en kinderen die vaak onder slechte omstandigheden in de kampen verblijven. Men vreest dat ISIS hier opnieuw jonge aanhang zal werven. Daarom probeert DICE samen met Governemental Organizations en Non Governemental Organizations deze leefomstandigheden te verbeteren en het aantal vluchtelingen te verminderen. Dit heet ‘Operation Spectre Village’. De vluchtelingen worden ondergebracht in hun oude woonplaatsen, nieuwe woonplaatsen en ook teruggevoerd naar de landen waar ze oorspronkelijk vandaan komen, waaronder ook Nederland.

Military Assistance Group (MAG)
De laatste belangrijkste Directorate is de Military Assistance Group (MAG). Hieronder val ik. MAG moet de Irakese en Koerdische Partner Forces assisteren en adviseren om ze in staat te stellen zelfstandig ISIS onder de duim te houden en Irak (inclusief Koerdistan) te beveiligen. MAG staat onder Amerikaanse leiding, met daaronder o.a. twee internationale adviseurs teams. Deze worden Capacity Building Missions in Irak (CBMI)s genoemd. Er is er één in Bagdad voor het Irakese leger (JOCAT-I) en een tweede in Erbil voor het Koerdische Ministry for Peshmerga Affairs (JOCAT-N). Ik ben de teamleider van dit tweede JOCAT-N team. Mijn team zou uit veertien adviseurs moeten bestaan, maar ik heb er momenteel maar negen. Ook valt onder MAG een zogenaamd Security Forces Assistance Battallion (SFAB). Een constructie waarin bataljonsstaven van Amerikaanse ondersteuningseenheden worden aangewezen om advies- en trainingsondersteuning te leveren.
Nederlandse inbreng
Nederland neemt dus deel aan de Capacity Building Mission in Irak (CBMI). Zo zijn er stafofficieren werkzaam in diverse functies binnen de Directoraten op de hoofdkwartieren in Koeweit en Bagdad. Daarnaast levert Nederland een Force Protection compagnie (FP Coy) die als taak heeft in een Amerikaans bataljonsverband op de vliegbasis in Erbil (Erbil Air Base – EAB) te beveiligen met wachtposten en een Quick Reaction Force. Ook levert deze compagnie mobiele zogenaamde Personal Security Detachments (PSD) om militaire adviseurs van MAG en JOCAT-N naar hun Koerdische gesprekspartners of Koerdische eenheden te brengen. 42 Brigade Verkenningseskadron (42 BVE) heeft begin 2021 deze taak ook uitgevoerd. Een ondersteuningseenheid (National Support Element) van ongeveer 30 man levert op Erbil de ondersteuning. De FP-Coy heeft een eigen onderkomen op EAB, genaamd Camp Bulldog. De NSE (en ik) zijn gelegerd op een door de Duitsers gerund internationaal camp, genoemd naar een in 2015 hier aan een hartaanval overleden Duitse kolonel: Camp Stephan.
De Nederlandse inbreng was voorheen groter. Tijdens de gevechten met ISIS werden bijvoorbeeld F-16 jachtvliegtuigen ingebracht en tijdens Fase III werden Koerdische eenheden ook volop getraind met onder meer Nederlandse instructeurs. Dat gebeurde toen vanuit het Kurdish Training Control Center (KTCC). Van hier zwierven internationale trainingsteams uit over geheel Koerdistan om trainingen bij eenheden of op trainingscentra te geven. Foto’s met de Nederlandse instructeurs erop hangen hier nog aan de muur. Hier staan ook diverse bekende onderofficieren van het Regiment Huzaren van Boreel op.
De Amerikanen vinden het leuk om hun eenheden Task Forces te noemen, ook al zijn ze soms erg klein. De meest fantastische namen gaan hier rond: Task Force Buckeye, Task Force Mercy, Task Force Hydra, Task Force Liberty, Task Force Gambler, Task Force Chippewa, Task Force Mustang, Task Force Victory, Task Force Viking, Task Force Warrior. De Nederlandse eenheden hebben dit overgenomen. De vorige FP-compagnie noemde zichzelf Task Force Para en de huidige FP-compagnie noemt zich Task Force Daemon. Toen 42 BVE deze taak uitvoerde noemde ze zichzelf Task Force Rhino. Ik noem mezelf maar Task Force Boreel.

Ik ben overigens de Senior Officer van alle Nederlandse troepen in Irak en dus de Nederlandse (hoogste) vertegenwoordiger van de Commandant der Strijdkrachten (CDS) in dit land. Ik vertegenwoordig en bewaak dus als het ware de Nederlandse belangen. Behalve troepen onder CBMI zijn er ook nog stafofficieren in de staf van de NAVO-missie (NMI-I) in Bagdad werkzaam. Ook over hen draag ik de verantwoordelijkheid.
Peshmerga Reform Program (PRP)
Terug naar de Koerden. Onder druk van de internationale gemeenschap moeten de beide partijen KDP en PUK dus hun milities (’70’s en ’80’s legers) opgeven en onderbrengen in MoPA (het Ministry of Peshmerga Affairs, zeg maar het Koerdische ministerie van defensie). Als beloning hiervoor krijgen ze dus (tijdelijk) wapens, munitie, uitrusting, kleding en geld om militairen te betalen. De MoPA eenheden worden ook geacht om samen met het Irakese leger zogenaamde ‘joint operaties’ uit te voeren buiten de Koerdische gebieden (in het bovengenoemde niemandsland) om ISIS onder de duim te houden. De Koerden staan niet te trappelen om dit te doen, want ze beschouwen ISIS als een Iraaks probleem en geen Koerdisch probleem.

In de afgelopen jaren is dus met internationale druk en internationale advies een ministerie (MoPA) uit de grond gestampt waarin zowel ’70’s- als ‘80’s-officieren werkzaam zijn. Ook zijn ’70’s en ’80’s eenheden onder MoPA controle gebracht en in zogenaamde Regional Guard Brigades (RGB’s) gegroepeerd. Er zijn maar liefst 22 RGB’s die de complete Kurdish Coordination Line (KCL) bewaken. Vaak met wachtposten, controleposten en lokale patrouilles. Veel meer doen ze niet. De 22 RGB’s vallen op hun beurt weer onder sectoren. Er zijn er acht: vier in PUK gebied en vier in KDP-gebied. De sectoren hebben niet veel macht. De RGB’s doen vaak rechtstreeks zaken met het MoPA hoofdkwartier. Ondersteunende eenheden (artillerie en genie) zijn verder naar het noorden gebundeld in het 1e en 2e Support Forces Command (SFC). U raadt het al: één voor PUK-gebied en één voor KDP-gebied. Daarnaast zijn er nog vier Trainings Centres waar eenheden trainingen kunnen uitvoeren, maar hier komt weinig van terecht, want de bataljons van de RGB’s roteren twee weken langs de KCL en zitten vervolgens vier weken thuis.
In het PUK en KDP-gebied zijn er dus nog veel ’70’s en ’80’s-milities die nog steeds NIET onder de MoPA zijn ondergebracht. Dit zijn de ‘betere’ eenheden met politiek betrouwbare commandanten en special forces. Deze eenheden worden ook het meest ingezet om daadwerkelijk anti-ISIS (of KDP en PUK) opdrachten uit te voeren. Binnen vier jaar moeten ALLE eenheden onder MoPA zijn gebracht.

Partner Force Development Plan (PFDP)
De coalitie heeft twee programma’s om de MoPA te hervormen. Het eerste programma is het Peshmerga Reform Program (PRR) wat door vier militaire attachés vanuit consulaten in Erbil wordt uitgevoerd. Dit zijn Amerika, Duitsland, Engeland en Nederland. Dit vooral politieke programma richt zich op institutionele hervormingen binnen de MoPA, vaak gericht op legervormingszaken zoals rekrutering, financiën, leiderschap, opleiding, vorming, internationale wetgeving, enz. Het tweede programma is het Partner Force Development Plan van CBMI/MAG. Dit is een meer militair programma dat zich richt op getraindheid en het operationeel vermogen van de MoPA, zoals de command & control structuur, bevelvoering, logistieke processen, gebruik van inlichtingen, informatie operaties, speciale trainingen en anti ISIS operaties. Dit proces wordt begeleid door MAG en mijn JOCAT-N team. Deze twee naast elkaar lopende programma’s leggen een grote druk op het absorptie en verandervermogen van de MoPA. Een veel gehoorde klacht is dan ook dat de internationale gemeenschap te veel wil en alles te gecompliceerd maakt.
Mijn ervaringen
Nu wat over mijn ervaringen. De Koerden zijn vriendelijke mensen en staan open voor advies. Niet dat er altijd wat mee doen, maar ze ontvangen je tenminste gastvrij en nemen de tijd voor je. Bedienden vliegen af en aan met thee, koffie, water, koekjes en soms zelfs eten. Ze respecteren ons als adviseur en vragen ook vaak om advies. Westerse militaire denkbeelden worden hier gewaardeerd. Anderzijds hebben ze ons niet altijd nodig. Hun legertjes zijn goed georganiseerd, groot van omvang en er is een bepaalde mate van ordening. Westers advies past daar niet altijd bij omdat de Koerdische militaire cultuur anders is. Wat ze wel hard nodig hebben is geld, uitrusting, wapens en munitie. Daar vragen ze vrijwel elke vergadering of ontmoeting om. Vooral speciale uitrustingstukken, zoals drones, counterdrone middelen, antitankwapens, zware wapens en pantservoertuigen zijn hier zeer gewild. Maar laat dat nu net de middelen zijn die Bagdad hier niet wenst. Bagdad wil namelijk niet dat de Koerdische eenheden een te moderne strijdmacht vormen die het onafhankelijkheidsstreven van de Koerden aanwakkert en de eenheid van Irak bedreigt. Bagdad eist dus dat alle leveringen via Bagdad gaan en houd te geavanceerde militaire middelen tegen.
De Koerden maken ook continue foto’s van je. Zowel voor publicatie op officiële Social Media pagina’s als ‘selfies’. Iedereen wil met je op de foto. Als ik een dollar per foto had gevraagd, had ik mijn uitzendtoelage zo ongeveer verdubbeld.
De politieke verdeeldheid blijft echter de Koerdische modernisering parten spelen. Binnen MoPA zijn de posities gelijkelijk over de beide partijen verdeeld, maar ze weten van elkaar wie bij welke partij hoort. Alles is gepolitiseerd en moet onderling ‘gewogen’ worden. Men vertrouwt elkaar nog steeds niet. Goede ideeën van iemand van de ene partij, worden tegengehouden door een hogere militair van de andere partij. Dit bemoeilijkt elke vorm van vooruitgang.
Bovendien is besluitvorming vanwege de Koerdische cultuur en de al eerdergenoemde politieke verdeeldheid, erg gecentraliseerd. Voor alle besluiten moet een schriftelijke order van de hoogste generaal of zelfs de minister van MoPA komen. Een simpele opdracht om munitie te verstrekken voor training kost weken. Een order om een aflossing van een eenheid te regelen, kost maanden. Voor grotere projecten is dus vaak druk van buitenaf nodig. Die druk komt vaak van de coalitie (want ook Bagdad is erg traag en heeft maar weinig invloed in Koerdistan) en moet vaak op het hoogste niveau (president, minister-president, minister, Chief of Staff, secretaris-generaal) uitgeoefend worden om grotere stappen te kunnen maken. Als adviseur kun je ideeën opperen wat je wilt, maar heel vaak wordt er gewezen naar uitblijvende beslissingen of autorisatie van bovenaf.
Maar als een besluit dan is genomen door het hoogste niveau, kan het wel snel gaan. Terwijl bij ons reorganisatieprocessen één tot twee jaar duren, stampen ze hier twee divisies (!) in een jaar uit de grond. Dat zijn weliswaar geen goed geoefende divisies, maar wel functionerende divisies. Ook bouwprojecten kunnen soms razendsnel gaan.
Benoemingen zijn ook in een dag of twee geregeld. Iedereen wil hier promotie en op het MoPA hoofdkwartier lopen officieren af en aan om maar gezien te worden. Ik heb nog nooit zoveel generaals en kolonels op een hoofdkwartier gezien. Terwijl er bij staf Commando Landstrijdkrachten (CLAS) toch ook een fiks aantal rondlopen, zijn het er hier drie keer zoveel. Maar hun leger is ook een stuk groter. MoPA moet 125.00 man gaan tellen, maar daarbuiten bevinden zich dan nog resten van ’70’s en ’80’s eenheden met ongeveer dezelfde omvang. Tel daar de special forces, milities en binnenlandse veiligheidstroepen bij op en er lopen hier toch al snel zo’n 540.000 (!) gewapende mannen rond. En dat op een bevolking van 14 miljoen Koerden. Kortom: te veel Peshmerga om te kunnen betalen. Dit betekent dat er ook Peshmerga met pensioen gestuurd moeten worden, maar pensioen bestaat hier niet. Vandaar de druk om de MoPA eenheden zo groot mogelijk te houden en zoveel mogelijk Amerikaanse geld binnen te krijgen. Want geldstromen uit Bagdad zijn twijfelachtig.
Niet alles gaat natuurlijk goed. Net zoals in het Nederlandse leger bestaat er binnen de CBMI-coalitie een grote drang naar ‘data’ en informatie. Alles moet worden vastgelegd, verantwoord en gepland. De vraag van generaals naar details is schokkend en de tijd die verloren gaat met de zoektocht naar meer details is pijnlijk om waar te nemen. In mijn ogen werkt deze drang zelfs contraproductief. Maar dit verschijnsel is in alle Westerse legers in toenemende mate waarneembaar. Deze informatieverlamming noem ik de ‘donkere zijde van informatie’ waarover ik eerder gepubliceerd heb. Het ergste is dat we deze drang naar informatie ook van de Koerden (en Irakezen) eisen die hier duidelijk niet aan gewend zijn. Vooruitdenken en planning zijn sowieso geen sterke punten van de Koerden.
Een tweede punt vormt de Amerikaanse bureaucratie die net zoals in Nederland vertragend werkt. De levering van aangevraagde uitrusting, voertuigen of wapens duurt vaak maanden, tot vaak zelfs jaren voordat het daadwerkelijk in Koerdistan arriveert. Toestemming voor gevoelig materiaal moet bijvoorbeeld uiteindelijk door het Amerikaanse Departement van Buitenlandse Zaken goedgekeurd worden, maar niet voordat het door alle bevelslagen van het Amerikaanse Pentagon is gegaan.
Een derde punt is de excessieve drang naar veiligheid. Net zoals in het Nederlandse leger moeten relatief kleine acties met enige gevaarzetting, voorgelegd worden aan de hoogste leiding. Een eenvoudige rit naar het MoPA HQ (tien minuten rijden) moet getekend worden door de hoogste kolonel van EAB, een rit naar een verder weg gelegen locatie buiten de helikopter veiligheidsring moet getekend worden door een generaal in Bagdad en een rit over de KCL moet getekend worden door de commandant van CJTF-OIR zelf. De indientijden zijn navenant lang. Een week voor een rit naar MoPA, twee weken voor een verder weg locatie en drie weken voor cross-KCL. Kansloos natuurlijk, want op deze manier kun je nooit inspelen op ontwikkelingen. Conflicten zijn niet planbaar. Ook Nederland helpt hier niet aan mee, door strenge medische eisen op te leggen bij verplaatsingen buiten de poort. Terwijl er in Erbil al twee jaar niets is gebeurd. Het excessief streven naar veiligheid verlamt ons.
Daarentegen is er natuurlijk wel enige dreiging. De grootste dreiging die de Koerden zelf ervaren komt vanuit Iran. Iran probeert zijn invloed in Irak zo groot mogelijk te houden om te voorkomen dat Irak weer een sterke staat wordt en een bedreiging voor Iran gaat vormen. Tenslotte is er in de 80-er jaren van de vorige eeuw een bloedige oorlog tussen de beide landen uitgevochten. Daarnaast zijn er in Koerdistan uitvalplaatsen van Iraanse Koerden. Deze worden soms aangevallen vanuit Iran. Ook wil Iran nog wel een raketten of drones afvuren op Koerdistan als de Koerden in Iran weer voor problemen zorgen. Het vliegveld van Erbil beschikt daarom over luchtverdedigingsmiddelen. Maar over het algemeen is van deze Iraanse dreiging weinig te merken. Een andere groep waar de Koerden bang voor zijn, zijn de al eerdergenoemde sjiitische milities (PMF) die ten noorden van Bagdad de controle hebben. Deze vormen immers een macht die qua getalssterkte moeilijk kan worden weerstaan door de Koerden.
Koerdistan is een mooie omgeving waar zaken beter geregeld zijn dan in andere delen van Irak, zeker in vergelijking met mijn eerdere missies in Afghanistan en Mali. Erbil is op dit moment ‘booming business’. Er wordt hier ontzettend veel gebouwd. Veel rijke Arabieren kopen hier huizen of investeren in prestigieuze projecten zoals complete woonwijken, winkelketens of dure hotels. Erbil is in tien jaar tijd in omvang verdubbeld. Dat zie je ook aan de auto’s en de hoeveelheid vrachtwagens. Helaas zijn veel bouwprojecten nog niet af. De snelle groei van de stad heeft wel nadelen, want de vuilnisophaaldienst, waterhuishouding en stroomvoorziening kunnen soms geen gelijke tred houden met de snelgroeiende behoefte.
Op missie
Daarnaast is het natuurlijk gewoon ontzettend leuk om weer op missie te zijn. De omgang met internationale collega’s is hartverwarmend en we lachen wat af. Ik ben omringd door Amerikanen, Britten, Duitsers, Italianen, Hongaren, Slovenen, Fransen, Spanjaarden, Finnen en Canadezen. O ja, en Friezen. Veel door de Amerikanen ingehuurde werknemers komen uit Koerdistan, Pakistan, India en Nepal. Geweldig om mee te praten. Stroopwafels doen nog altijd wonderen.
Ook is het mooi om deel uit te maken van de wereldwijde Amerikaanse militaire machine met zijn voor- en nadelen. De hoeveelheid afkortingen is overweldigend. Ik heb er weer tientallen bijgeleerd. Het Amerikaanse vakjargon is daarnaast ook ‘awesome’ om aan te horen. Mijn woordenschat is weer verrijkt met enkele unieke Amerikaanse (en Britse) uitdrukkingen. Ook is de omgang met lokale Koerden hartelijk. Kennismaken met andere culturen is altijd vormend voor Nederlandse militairen en ook nu weer geniet ik daarvan. De verbindingen met Nederland zijn nog nooit zo goed geweest. In Sarajevo kon ik twee minuten bellen per twee weken, nu kan ik ieder moment van de dag (beveiligd) appen en een videoverbinding opbouwen als ik dat wil. Ongekend. Ook de postvoorziening is goed. Eens per vier weken komt er een instandhoudingsvlucht en krijg ik weer stapels post en pakketjes. Ik ben met afstand recordhouder qua post. Hartverwarmend en kameraadschappelijk. Ik wil iedereen daarvoor hartelijk bedanken.
Ter afsluiting. Het is geweldig om op missie te zijn. Nederland droeg bij aan het verslaan van ISIS en draagt nu ook bij aan het ‘verslagen houden’ van ISIS. Daaraan bijgedragen te hebben voelt eervol.