De Noorse en Nederlandse landmachten werken al vele jaren samen, en hoewel de intensiteit van de samenwerking door de jaren heen fluctueert, zien beide landen elkaar als strategische partner, nu en in de toekomst. Nu binnen de NAVO weer meer aandacht is voor het campagnethema “Combat”, is het doorontwikkelen van de artillerie na vele jaren van relatieve onderwaardering ook in Noorwegen weer terug op de agenda gekomen. In combinatie met een reeks relevante technologische ontwikkelingen zorgt dat ervoor dat de mogelijkheden voor samenwerking groeien, niet alleen op bekende terreinen, maar ook binnen nieuwe thema’s. Dit artikel beoogt de kennis van de Noorse artillerie in Nederland te vergroten en de mogelijkheden voor aanvullende samenwerking te tonen. Na een algemene beschrijving van de geschiedenis en de huidige structuur van de Noorse artillerie wordt ingezoomd op de organisatie en het materieel dat in gebruik is. Tot slot worden een aantal mogelijkheden voor intensievere samenwerking voor het voetlicht gebracht.
Het Noorse Wapen der Artillerie werd opgericht in 1685. Het motto is Gjør Ræt, Frykt Intet (Doe het juiste, vrees niets). De beschermheilige voor de artillerie is Sinte Barbara, net als in Nederland. De Noorse artillerie eert haar tijdens de jaarlijkse viering op 4 december, iets dat wordt gezien als de meest gevestigde traditie binnen de landmacht. Hieruit zijn verschillende orden ontstaan, zoals de Orde van “Den Brænnende Bombe” in Setermoen en die van “Den Gyldne Kanon” in Rena. Deze orden zijn informeel van aard maar vervullen een zeer belangrijke rol in het bewaren van cultuur en tradities en zorgen voor motivatie, continuïteit en saamhorigheid binnen de artillerie. Elk jaar tijdens de Sinte Barbaraviering worden drie tot vijf nieuwe ridders in elke orde benoemd, of binnen de orde bevorderd. Om geridderd te kunnen worden moet men een grote mate van vakkundigheid hebben getoond, of op bijzondere en positieve wijze bij hebben gedragen aan de verdere ontwikkeling van de artillerie. Het tot ridder slaan is een serieuze zaak, die echter het liefst gelardeerd wordt met wat humor. Het helpt dus als de verse ridder het afgelopen jaar reden heeft gegeven tot enige spot, waar het “gewone volk” binnen de orde dan smakelijk om kan lachen. Koning Harald is erelid en beschermheer van beide orden.

Als resultaat van vele bezuinigingen na afloop van de Koude Oorlog, vergelijkbaar met zoals dat in Nederland is gebeurd, bestaat de Noorse artillerie op dit moment uit slechts één afdeling en een artillerieschool. Deze laatste maakt deel uit van Hærens våpenskole (HVS) 1. Binnen de landmacht is de artillerieschool verantwoordelijk voor alles wat binnen het thema air support valt, en ze draagt bij aan de ontwikkeling van targeting en joint fires. Bovendien is de school verantwoordelijk voor het (opnieuw) invoeren van luchtverdediging bij de landmacht. In tegenstelling tot de Nederlandse situatie is de Noorse afdeling een organiek deel van de brigade. Zowel de brigade als het LWC vallen direct onder de Commandant Landmacht. Het divisieniveau boven de brigade ontbreekt, en daarmee ook de vuursteuncapaciteiten die bij dat niveau horen. Sinds enkele jaren is de Commandant Landmacht echter niet alleen gereedsteller, maar ook tactisch commandant binnen het Noorse landdomein. Dat betekent dat de uitdagingen die het gebrek aan een divisieniveau met zich meebrengen opgelost moeten worden door de brigade en de landmachtstaf. Deze laatste is gereorganiseerd tot een tactisch hoofdkwartier, inclusief een Joint Fire Support Element (JFSE), maar beschikt niet over divisietroepen. Brigade North moet dus meer dan gebruikelijk is voor een brigade bij kunnen dragen aan de vier hoofdtaken voor de vuursteun: nabijsteun, counter battery fire, vuursteun in de diepte en onderdrukking van vijandelijke luchtverdediging.2 Het gebrek aan het divisieniveau en de daarbij horende vuursteunmiddelen heeft ertoe geleid dat Brigade North, de Artillerieschool en de Afdeling in gezamenlijkheid betrokken zijn bij de ontwikkeling van Joint Fires (doctrine, systemen en procedures), zowel op nationaal niveau als in geallieerd verband. Hoewel deze ontwikkelingen een enorme vooruitgang hebben laten zien, blijft de Afdeling de enige op land gebaseerde eenheid die in staat is om zware vuursteun te leveren, en vervult daarmee een cruciale functie in de uitvoering van de vier hoofdtaken.
De Afdeling
De kern van de Afdeling is gestationeerd op Setermoen, in Noord-Noorwegen, samen met de afdelingsstaf, de stafbatterij, een doelopsporingsbatterij en een luchtverdedigingsbatterij. De manoeuvrebataljons van de brigade moeten kunnen optreden als bataljonstaakgroep, waarbij de reorganisatie in geval van een mobilisatie in verhouding moet staan tot zeer korte reactietijden. Om die reden zijn de vuursteunbatterijen in de nabijheid van de bataljons geplaatst. Twee zijn daarom met de rest van de Afdeling geplaatst in Setermoen, en één in Rena, bij het Telemarkbataljon in het zuiden van het land. De eenheden die bij die bataljonstaakgroep zijn ingedeeld zijn volledig paraat, bestaande uit beroepsmilitairen, waar de overige eenheden overwegend paraat (maar dus deels mobilisabel) zijn. De naamgeving van de batterijen is gebaseerd op de Amerikaanse standaard na de Tweede Wereldoorlog met beginletters op alfabetische volgorde: Nils, Olga en Petter, hoewel de laatste beter bekend staat onder de naam Piranha-batterij.3 Nils is op dit moment gekoppeld aan het Eerste Bataljon (Panserbataljon), Olga aan het Tweede Bataljon (Andre Bataljon) en Piranha aan het Telemarkbataljon. Alle drie de bataljons zijn gemechaniseerd, met een combinatie van Leopard 2A4 tanks en CV90’s. Net als in Nederland heeft de Afdelingscommandant de rol van vuursteunadviseur binnen de brigade. Hij blijft tijdens operaties ondertussen commandant van de Afdeling en krijgt daarbij tevens de aan de brigade toegewezen overige vuursteunmiddelen onder controle.4 Eén niveau lager geldt hetzelfde voor de batterijcommandanten en hun rol binnen de manoeuvrebataljons.
De vuursteunbatterijen
De drie vuursteunbatterijen zijn identiek gestructureerd, met een stafpeloton, twee vuursteunpelotons waarvan één mobilisabel en een peloton voorwaartse waarnemers. Het stafpeloton richt de commandopost van de batterij in, levert een verkenningsgroep, draagt zorg voor de logistiek en richt een Reload Point (RLP) in, waar bevoorrading vanuit de Afdeling overgedragen kan worden. De vuursteunpelotons bestaan uit acht K9 houwitsers, (waarvan vier mobilisabel) en één K10 munitievoertuig.5 De houwitsers treden binnen de toegewezen Artillery Manouver Area (AMA) in paren op, afwisselend vanuit gedekte locaties en stellingen. Het vuurleidingscentrum van de batterij is ingedeeld in het parate vuurmondpeloton. Het stafpeloton en de vuursteunpelotons vormen het achterste deel van de batterij, dat geleid wordt door de plaatsvervangend batterijcommandant.
In tegenstelling tot in Nederland horen de voorwaartse waarnemers bij de artillerie. Het peloton voorwaartse waarnemers in een batterij volgt en steunt normaal gesproken altijd hetzelfde bataljon. Elk peloton heeft zes waarnemersgroepen (waarvan twee tot vier mobilisabel zijn), die zowel licht als gemechaniseerd op kunnen treden. De groepen zijn aan vaste compagnieën of eskadrons gekoppeld. Uiteraard kunnen deze middelen ook elders ingezet worden, als de operatie daarom vraagt.
De doelopsporingsbatterij

De organisatie van de doelopsporingsbatterij is hoofdzakelijk gebaseerd op de overige drie hoofdtaken: counter battery fire, vuursteun in de diepte en onderdrukking van vijandelijke luchtverdediging (met focus op de eerste en de tweede). De batterij bestaat uit een stafpeloton, een radarpeloton en twee artillerieverkenningspelotons. Het radarpeloton spoort vijandelijke artillerie op en draagt zorg voor een snelle contrabeschieting. De artillerieverkenningspelotons opereren als kleine, lichte patrouilles achter vijandelijke linies, voornamelijk statisch vanuit observatieposten. Deze hebben als taak om vijandelijke doelen met hogere prioriteit te lokaliseren en, bij voorkeur met de vuursteunmiddelen van de eigen afdeling, te bestrijden. Het is echter mogelijk dat ze buiten het bereik van de eigen middelen optreden. In dat geval is het, afhankelijk van het doel, mogelijk dat joint vuursteunmiddelen ingezet kunnen worden. Het personeel is daarom ook opgeleid om vuur te kunnen leiden van vlieg- en vaartuigen.
De stafbatterij
De verantwoordelijkheid voor het inrichten en operationeel houden van de afdelingscommandopost ligt bij de stafbatterij. Daarnaast is deze zodanig georganiseerd dat het de Afdeling op logistiek gebied kan ondersteunen, zowel te velde als op de kazerne, hoewel er tijdens operaties aanvullende capaciteiten vereist zijn, zoals voertuigen voor munitietransport en bevoorrading. De batterij bestaat uit een stafpeloton, een onderhoudspeloton, een CP-peloton en een munitie- en bevoorradingspeloton. De batterij verzorgt alle randvoorwaarden voor de Afdeling en is daarom van cruciaal belang. Het is tevens de oudste batterij van de Afdeling.
Luchtverdediging
De luchtverdedigingsbatterij is de jongste eenheid van de Afdeling. Ze bestaat uit twee SHORAD-pelotons, één NASAMS-peloton en een stafpeloton. Het feit dat er een luchtverdedigingsbatterij ingedeeld is bij een afdeling veldartillerie is ongebruikelijk. Reeds in 1940werd de Luchtdoelartillerie in Noorwegen als apart wapen opgericht. Dit is echter een consequentie van een bezuiniging in de jaren ’00, waarbij de laatste luchtverdedigingscapaciteit van de landmacht werd opgeheven. Die capaciteit is in 2018 in de vorm van deze batterij terug in de organisatie gekomen, en op dat moment was de Afdeling, vooral vanwege financiële redenen, de meest voor de hand liggende plek om deze onder te brengen. Er wordt overwogen om de batterij op termijn uit te breiden tot een afdeling. Vanuit functioneel oogpunt is er echter wel wat voor de indeling bij de veldartillerie te zeggen. Ten eerste is er het grote belang van luchtruim coördinatie tussen de artillerie en de luchtverdediging. Ten tweede beschikt de luchtverdediging over een goed luchtbeeld (common air picture) waar de artillerie gebruik van kan maken. Tenslotte hebben beide een sterke koppeling met de command and control keten, waaronder het JFS-netwerk.
De artillerieschool
De Noorse Artillerieschool bevindt zich in Zuid-Noorwegen, in Rena. De school bestaat uit diverse secties, zoals voor ontwikkeling en doctrine, Air Support, vuurleiding en -systemen en wapensystemen. De school draagt daarmee zorg voor alle aspecten binnen de artillerie, van de ontwikkeling op de langere termijn tot het vaktechnisch opleiden van dienstplichtigen en kader. Bijzonder binnen de Noorse landmacht is dat de school ook zorg draagt voor de certificering van de operationele eenheden. Zo worden de vuursteunbatterijen jaarlijks aan een scherpschiettest onderworpen om te controleren of de eenheden gevechtsgereed zijn conform gereedstellingsdoelstellingen.
Materieel
Hieronder volgt een beschrijving van de hoofdwapensystemen en overige essentiële middelen van de Noorse artillerie.
K9 Thunder
Op dit moment wordt de oude Amerikaanse M109A3GNM6 vervangen door de Zuid-Koreaanse K9 houwitser. Deze vervanging was aanvankelijk 15 tot 20 jaar eerder gepland: reeds in het begin van de jaren ‘00 was Noorwegen met Nederland in onderhandeling over het overnemen van door bezuinigingen overtollig geworden Panzerhaubitse 2000 (PzH2000). Enkele jaren later, in 2013, brak Noorwegen de samenwerking met Zweden in het Archer-project af vanwege te grote onzekerheden over het te ontwikkelen eindproduct. Vervolgens gingen de Noren in 2015 de markt op, wederom op zoek naar een geschikte vervanging. Mogelijke kandidaten waren de Duitse PzH20007, de Franse Ceasar8, de Zwitserse, op de M109 gebaseerde RUAG Vidar9 en de Zuid-Koreaanse K9 Thunder10. Deze vier kandidaten werden in 2016 onder winterse omstandigheden vier weken lang beproefd, waarna de K9 als winnaar uit de bus kwam. De kenmerken die de doorslag gaven waren rijeigenschappen en betrouwbaarheid onder arctische omstandigheden, bescherming, snelheid om in en uit stelling te komen en gebruiksgemak. Dat laatste is in oorlogstijd uiteraard altijd gunstig, maar voor een leger gebaseerd op dienstplichtigen, die maar kort onder de wapenen zijn, extra belangrijk. Een ander kenmerk wat tijdens de verwerving van belang was, zeker gezien de reeds opgelopen achterstand, was dat het reeds bewezen technologie betrof: men wilde het risico op kinderziektes (of erger) tot een minimum beperken. Er werden 24 stuks besteld, geproduceerd en geleverd in een recordtijd van slechts twee jaar. Bovendien heeft de producent zich aan de afgesproken deadlines en kosten gehouden. De 24 stuks K9 Thunder, aangevuld met zes K10 munitievoertuigen en nieuwe munitie kostte de Noren rond de 291 miljoen euro.
K9 Thunder11
Operationeel sinds: 2000
Aantal geproduceerd: 1850+
Gewicht: 48 ton (gevechtsgereed)
Dimensies (l x b x h): 12 x 3,4 x 2,73m
Kaliber: 155 x 52mm
In gebruik: Australië, Egypte, Estland, Finland, India, Noorwegen en Zuid-Korea
Aan het eind van de Koude Oorlog was er sprake van grote voorraden opgeslagen munitie, waaronder ook artilleriemunitie. Een groot deel daarvan was pantserdoorborend (DM 642 en DM 662). De bezuinigingen die volgden in de jaren ’90 en ’00 werden deze voorraden opgeruimd en de investeringen in nieuwe munitie gereduceerd. Toen Noorwegen het Verdrag inzake Clustermunitie12 ondertekende werd de voorraad artilleriemunitie verder gereduceerd. Met de aanschaf van de K9 Thunder, en de geopolitieke ontwikkelingen zoals die nu plaats vinden, is er behoefte ontstaan om de munitievoorraad weer uit te breiden, aangevuld met nieuwe munitie met langere dracht en grotere dodelijkheid. Momenteel gebruiken de Noren vooral brisantgranaten: in het afgeven van licht en rook wordt hoofdzakelijk door de mortieren van de bataljons voorzien. Daarnaast is geïnvesteerd in de Zweedse BONUS-granaten: pantserdoorborende munitie met een bereik tot maximaal 35 kilometer.13 Na afvuren springt de granaat boven het doelgebied uitéén in twee delen, die elk beschikken over een sensor. Wanneer de sensor een profiel waarneemt dat voldoet aan een geprogrammeerd voorbeeld wordt er een Explosively Formed Penetrator afgevuurd. Huidige beschermingssystemen zoals reactief pantser zijn niet tegen deze munitie opgewassen.

Gelijktijdig met de aanschaf van nieuwe houwitsers is Noorwegen, samen met NAMMO, een nieuwe familie artilleriegranaten aan het ontwikkelen. Deze maken gebruik van RAM-jet technologie14, waarmee een bereik tot zo’n honderd kilometer gehaald wordt. Deze technologie wordt in eerste instantie gebruik voor de productie van brisantgranaten, maar men ziet op termijn ook mogelijkheden om deze te gebruiken om bijvoorbeeld sensoren, jammers of andere effectenbrengers te verschieten. Verder kijkt men naar de ontwikkeling van nieuwe rook- en lichtgranaten, hoewel het bereik daarvan logischerwijs minder groot hoeft te zijn.
Doelopsporingsradar
Sinds 2000 is de Zweedse Arthur doelopsporingsradar in gebruik. In 2020 besloten de Noren om aan te sluiten bij de Nederlandse verwerving van de GM200 Multi Mission Radar van Thales.15 In eerste instantie worden er vijf systemen aangeschaft, in de rol van doelopsporingsradar. Op termijn zal er wellicht worden besloten om extra systemen aan te schaffen, niet alleen als doelopsporingsradar maar ook als radar ten behoeve van luchtverdediging.
Bij gebrek aan een divisieniveau met bijbehorende troepen is het de brigade die counter battery fire en vuursteun in de diepte uitvoert, met behulp van grondgebonden vuursteun. De landmachtstaf, met daarin het Joint Fire Support Element, draagt ondertussen zorg voor afstemming met het joint niveau en prioriteert waar noodzakelijk. De brigade zorgt dus voor de inzet van de doelopsporingsradar, en heeft deze daartoe geïntegreerd in de sensor-shooter-keten in de Afdeling. Het is op termijn mogelijk, afhankelijk van diverse ontwikkelingen, dat de MMR een dubbele rol krijgt, zowel binnen de counter battery fire als binnen de luchtverdediging. In dat geval zou de MMR ook hoger in de hiërarchie, dus bij de landmachtstaf, ondergebracht kunnen worden, eventueel samen met nieuw in te voeren systemen voor de zeer lange dracht. Als aanvullende MMR-systemen aangeschaft zouden worden voor de luchtverdediging zou dat in elk geval leiden tot (interne) interoperabiliteit en het onderhoud en de ondersteuning van de systemen vergemakkelijken.
Vuurleiding
De systemen waar voorwaartse waarnemers en artillerieverkenners gebruik van maken, zijn afhankelijk van de functie die de eenheid vervult. De batterijen die gemechaniseerde eenheden ondersteunen maken gebruik van de NM201, een aangepaste versie van de M113. Deze hebben een Vintags-mast met een sensoreenheid die doelen tot circa vier kilometer afstand kan registeren. Er kan ook een laser target designator op gemonteerd worden en via Link-16 met luchtsteun communiceren. Op die manier kan een Forward Air Controller (FAC) relatief eenvoudig luchtnabijsteun coördineren, vanuit een veilige positie. Overigens is Link-16 met bijbehorende apparatuur sowieso beschikbaar, onafhankelijk van het voertuig, waardoor de FAC ook te voet op kan treden.

Alle voorwaartse waarnemers en artillerieverkenners kunnen te voet optreden, maar voor de laatstgenoemde is dat de standaard wijze van opereren. Deze maken daarvoor gebruik van het in 2019 ingevoerde JIM COMPACT van producent Safran Vectronix. Het wordt gebruikt in combinatie met de STERNA GYPO goniometer. Dit systeem maakt het mogelijk om de positie vast te stellen op basis van GPS, zonder dat daar andere herkenningspunten voor nodig zijn, en vice versa.
In de jaren ’80 was de Noorse artillerie wereldleider met betrekking tot digitale berekening van schietdata en vuurleiding. Het hoorde bij één van de eerste landen die in staat waren direct uitwerkingsvuur uit te brengen, zonder in te hoeven schieten, dankzij het Odin-vuurleidingssysteem. Een reeks “doorontwikkelingen” en updates in het begin van deze eeuw maakten die voorsprong ongedaan, tot grote frustratie van de artilleristen. Waar een vuuropdracht in eerste instantie in drie minuten uitvoerbaar was, duurde deze nu 15 tot 20 minuten. Handmatige berekening was vaak sneller! Oorzaak van deze terugslag was dat men probeerde om een reeks systemen op elkaar aan te sluiten, zoals het Battlefield Management System en een operatieplanningstool. Er was op dat proces van systeemintegratie geen overzicht, en het werd onafhankelijk van elkaar in kleine stappen uitgevoerd, dus zonder een fatsoenlijk programmamanagement. Uiteindelijk hadden de verbindingssystemen waar Odin-2 gebruik van maakte een groot gebrek aan bandbreedte, waardoor het hele systeem vastliep. Bovendien werd het systeem zo complex dat slechts een handvol mensen in staat was een netwerk op te bouwen en systeemfouten op te sporen en te herstellen. Artilleristen zien de periode 2002-2016 daardoor als donkere “middeleeuwen”, waar het gaat om systeemredundantie en snelheid. Het systeem werd stapsgewijs verbeterd, maar pas bij de invoering van Odin ILS (Ildledningssystem, of vuurleidingssysteem) waren deze problemen naar tevredenheid opgelost.
Joint Fires Support
De drijvende kracht achter het opbouwen van een Joint Fires netwerk in Noorwegen is hoofdzakelijk geleverd door de artillerie, en dan vooral de Artillerieschool. Hierin zijn drie factoren van belang geweest, gerelateerd aan de Noorse dreigingsscenario’s en de dimensionerende tegenstander:16
- Gevechtskrachtverhouding: kwalitatief
De ongunstige gevechtskrachtverhouding met de dimensionerende tegenstander geldt ook voor de vuursteun. Niet alleen kwantitatief, maar ook kwalitatief, bijvoorbeeld in dracht. Deze verhouding vergroot de noodzaak voor samenwerking binnen een joint omgeving. - Gevechtskrachtverhouding: kwantitatief
Om de doctrine en systemen van de dimensionerende tegenstander het hoofd te kunnen bieden, is het noodzakelijk deze met een veelheid aan eigen middelen te “verzadigen”. Een voorbeeld is Suppression of Enemy Air Defence, of SEAD. Om dat succesvol uit te voeren, is nauwkeurige synchronisatie in tijd en ruimte vereist. Voor dergelijke synchronisatie is een Joint Fires network noodzakelijk. - Kwetsbaarheid van losstaande communicatiesystemen
De dimensionerende tegenstander beschikt over een veelheid aan (capabele) middelen voor elektronische oorlogvoering, wat losstaande communicatiemiddelen aan eigen zijde erg kwetsbaar maakt. Een robuust netwerk is daarom een cruciale randvoorwaarde voor succes.
Noorwegen is relatief ver in de ontwikkeling van een joint fires netwerk. De koppeling van BMS met Digital Close Air Support (DCAS) is daar een voorbeeld van. DCAS is ingevoerd als norm, en alle JTAC’s binnen de landmacht zijn er mee uitgerust en getraind. De ontwikkeling van de landmachtstaf als land-tactisch commando heeft tevens geleid tot de verdere ontwikkeling van de joint fires support organisatie. Deze wordt op dit moment opgebouwd in overeenstemming met ARTY P-5, van het technische tot en met het operationele niveau.

Internationale samenwerking
In een multinationaal raamwerk is er al sprake van samenwerking tussen Noorwegen en Nederland. Beide landen zijn namelijk lid van het Artillery Systems Cooperation Activities (ASCA)17. De VS trad in 2015 op als sponsor voor Noorwegen, waarna aanpassing aan systemen en de verplichtte testcyclus in 2017 uitmondde in volwaardig lidmaatschap samen met Nederland, Denemarken en het VK. ASCA is een systeem dat naadloze digitale integratie van verschillende vuurleidingssystemen van NAVO-landen en haar partners mogelijk maakt. Hiermee is het mogelijk om een digitale call for fire via een Nederlandse commandopost naar een Noorse te sturen, en omgekeerd. Tevens is het mogelijk om de vuuropdracht door te sturen naar stukken van andere nationaliteiten binnen een operatie die deel uitmaken van de ASCA-community. Inmiddels heeft Noorwegen de sponsorrol voor Finland op zich genomen.

Er is echter meer ruimte voor samenwerking, ook binationaal. Elke lezer met enige kennis van de ontwikkeling van de Nederlandse artillerie weet dat er één belangrijk element ontbreekt: Long Range Precision Fires. In Noorwegen bestaat die behoefte ook en worden, net als in Nederland, verschillende opties onderzocht. Voorbeelden zijn het moderniseren van bestaand, al dan niet opgeslagen materieel, het verwerven van nieuwe Multiple Launch Rocket Systems, het invoeren van Ground Launched Small Diameter Bombs (GLSDB), loitering munitie, enzovoort. In het Noorse White Paper dat in 2020 uitkwam is voorzien in de invoer van artillerie met lange dracht vanaf 2026. Ondertussen kijkt men naar de effecten en het bereik dat platform-onafhankelijk haalbaar moet zijn. Noemenswaardig is ook dat de Commandant der Strijdkrachten de invoer van dergelijke artillerie als één van zijn prioriteiten ziet, mocht het defensiebudget hoger worden dan in het White Paper is voorzien. De Nederlandse defensiestaf noemt de invoer ervan ondertussen ook als één van haar zes hoofdprioriteiten. Er is in beide landen dus een uitgesproken behoefte, wat betekent dat er kansen liggen op samenwerking waar het niet alleen gaat om het proces van verwerving maar ook op andere gebieden. Opleiding, training en oefenen zou daar een voorbeeld van kunnen zijn.
Een andere voor de hand liggende mogelijkheid tot samenwerking is die gerelateerd aan de MMR. Noorwegen is het enige land dat in dezelfde mate als Nederland meewerkt aan de doorontwikkeling van het systeem, samen met Thales. De Noren hebben veel ervaring met het gebruik van doelopsporingsradars, terwijl Nederland al geruime tijd ervaring heeft opgedaan tijdens de ontwikkeling van de MMR. Hier liggen, naast de voordelen van “kwantumkorting” bij aanschaf, vanzelfsprekend kansen als het gaat om oefenen, trainen, systeemtesten en -ontwikkeling en systeemintegratie.
Er zijn ook in algemene zin mogelijkheden als het gaat om opleiding, trainen en oefenen. In Noorwegen zijn recent schietmogelijkheden voor afstanden tot veertig kilometer gecreëerd, iets waar vanuit Nederland behoefte aan is zonder eenvoudige mogelijkheid. Nederland heeft weer ervaring opgedaan met het gebruik van Excalibur-munitie voor de lange dracht. Verder hebben beide landen recent hun waarnemer/FAC simulatoren opgewaardeerd, waarmee in nationale behoeften kan worden voorzien. Echter, gezien het stijgende belang van simulatie voor opleiden, trainen en oefenen is het ook hier mogelijk om van elkaar te leren en te kijken of van elkaars systemen gebruik gemaakt kan worden, als aanvulling op bestaande programma’s. Overigens is dit iets waar binnen het bestaande Noors-Nederlandse samenwerkingsverband op landmacht niveau, het Army Cooperation Initiative, al naar gekeken wordt. De integratie van vuursteun in multinationale operaties, zoals enhanced Forward Presence in Litouwen en de Very High Readiness Taskforce, de ontwikkelingen binnen het ASCA-raamwerk, de activiteiten binnen grotere samenwerkingsverbanden zoals het 1 (DEU/NLD) Legerkorps op het gebied van targeting en joint fires zijn andere vlakken waar Noorwegen en Nederland door samenwerking synergie kunnen bereiken.
Samengevat kan gesteld worden dat de samenwerking tussen de Noorse en Nederlandse artillerie niet nieuw is, maar dat er zeker kansen liggen voor intensivering. Het betreft niet alleen bestaand materieel, zoals de MMR, maar ook nieuw te ontwikkelen systemen en oefen- en trainingsmogelijkheden. De auteurs hopen de lezer met dit artikel dus niet alleen geïnformeerd te hebben over deze strategische partner, maar ook te stimuleren om binnen de eigen mogelijkheden kansen te zoeken en de samenwerking verder uit te diepen. Neem daarvoor gerust contact met één van beiden op.
Eindnoten
- 1 De Engelse benaming van Hærens våpenskole is Land Warfare Centre, maar dat levert in Nederland soms verwarring op: het betreft namelijk equivalent van het Nederlandse Opleidings- en Trainingscommando.
- 2 Het valt te bediscussiëren of onderdrukking van vijandelijke luchtverdediging een aparte hoofdtaak is of dat deze feitelijk deel uitmaakt van één van de andere hoofdtaken. Noorwegen volgt echter de NAVO-definitie, zoals hier gebruikt.
- 3 In het stafgebouw van de Piranha-batterij heeft jarenlang een aquarium met levende piranha’s gestaan, waarbij het totale aantal door sterfte langzaam afnam. Het embleem van de batterij is dan ook een bijtende piranha.
- 4 De Noorse titel luidt Brigadens Artillerisjef, of BAS. Dat is een afkorting, maar het Noorse woord bas betekent hetzelfde als het Engelse “boss”, iets waar Noorse artilleristen graag mee schermen. Overigens heeft dat Noorse woord haar oorsprong in het Nederduits of Nederlands, en wordt het ook uitgesproken als “baas”.
- 5 Idealiter is de verhouding tussen het aantal K9’s en K10’s 2:1, maar dat was helaas om budgettaire redenen niet haalbaar.
- 6 Alleen de naam M109A3GNM toont al aan hoeveel upgrades dit systeem in de loop van 50 jaar heeft ondergaan.
- 7 https://www.kmweg.de/systeme-produkte/kettenfahrzeuge/artillerie/pzh-2000/
- 8 https://www.nexter-group.fr/sites/default/files/fichiers-catalogue-produit/CAESAR%206X6_2.pdf
- 9 https://www.ruag.com/en/ruag-vidar
- 10 https://www.hanwha-defense.co.kr/eng/products/firearms-system-k9.do
- 11 Bron: https://en.wikipedia.org/wiki/K9_Thunder
- 12 https://wetten.overheid.nl/BWBV0003143/2011-08-01
- 13 https://www.baesystems.com/en/product/155-bonus
- 14 Zie voor meer informatie over RAM-jet technologie:
https://www.thedrive.com/the-war-zone/21531/yes-this-is-a-ramjet-powered-artillery-shell-and-it-could-be-a-game-changer
https://nl.wikipedia.org/wiki/Ramjet
- 15 https://www.thalesgroup.com/en/gm200-multi-mission-radar
- 16 Noorwegen is één van de weinige NAVO-landen met een directe grens met Rusland. De Noors-Russische relatie is stabiel, en met name in het grensgebied is de samenwerking tussen beide landen prima. Het buitenlandbeleid richting Rusland is gebaseerd op het zorgvuldig bewaren van een evenwicht tussen afschrikken enerzijds, en geruststellen anderzijds. Noorwegen zal Rusland in vredestijd dan ook nooit als een tegenstander benoemen. De Noorse krijgsmacht moet echter wel in staat zijn om een geloofwaardige afschrikking te vormen. Er is daarom gekozen om te spreken van een “dimensionerende tegenstander” om de gevechtskracht van de Noren aan te toetsen. Voor een indruk van de Noorse politiek van afschrikken en geruststellen, zie: https://www.atlanterhavskomiteen.no/files/dnak/Documents/Publikasjoner/2018/Kortinfo%203-18%20.pdf
- 17 Voor meer informatie over ASCA, zie: Partner nations evaluate digital call-for-fires at Bold Quest | Article | The United States Army