
“The experience of modern wars and armed conflicts shows that artillery is still the god of war. Airstrikes cannot replace massed artillery fire. And the most effective way to protect your troops from enemy artillery is to destroy that artillery with counterbattery fire, when enemy artillery positions are detected and instantly suppressed”. Dit citaat uit een Russisch handboek geeft aan dat de Russische Federatie (RF) vijandelijke artillerie-eenheden als hun grootste dreiging zien. Na de inval in Oekraïne is de belangstelling voor de eenheden van de RF gestegen. Getuige het citaat is het van belang te weten hoe de RF zijn artillerie-eenheden inzet. Immers, vijandelijke artillerie is de grootste dreiging voor het eigen (artillerie-) optreden.

Nadat de context is geschetst, beschrijft dit artikel de organisatie, formatie/formering en groepering1 van de verschillende artillerie-eenheden volgens de doctrine van de RF. Dit gebeurt door vanaf het hoogste niveau naar het laagste tactische niveau te werken. Nadat de kwantitatieve dreiging voor een NAVO-brigade is weergegeven, wordt de vuursteunplanning en vuurplanning behandeld. Een stukje toekomst sluit het artikel. De inhoud is gebaseerd op bronnen die op internet te vinden zijn.
Context: denkfouten
De militaire organisatie, formatie/formering en groepering van de Russische Federatie (RF) wordt over het algemeen geschetst vanuit het Westerse denken. In Nederland wordt het eigen optreden regelmatig benaderd vanuit het Nederlandse denken dat een gevechtsbataljon de kern van het optreden is. Hoewel verklaarbaar vanuit het optreden in Afghanistan is de kern van het optreden op het land de kleinste formatie: de brigade. Daarnaast wordt, vanuit het Westerse denken, onvoldoende onderkend dat RF artillerie-eenheden binnen de RF-krijgsmacht worden gezien als een manoeuvre-element met een eigen opdracht. Artillerie heeft altijd een prominente plaats ingenomen in het militaire denken van de RF en haar voorgangers. In het Russische militaire denken is artillerie een manoeuvre-element met wiens vernietigende capaciteiten gebieden kunnen worden vrijgemaakt van vijand om vervolgens bezet en beheerst te worden door eigen infanterie-of tankeenheden. De gedachte is dat vuur van artillerie-eenheden de beweging mogelijk maakt. Dit heeft als consequentie dat er in de uitvoering slechts enige mate van synchronisatie is met gevechtseenheden. M.a.w. de doctrine van de RF-infanterie-en tankeenheden is dat zij de resultaten die door de artillerie zijn gecreëerd uitbuiten ( “scheme of maneuver exploits effects of fire”). De vuren zijn niet per definitie geïntegreerd, noch gecoördineerd met het optreden van de infanterie-en tankeenheden. De geringe mate van synchronisatie en het ontbreken van integratie en coördinatie vergroot de kans op fratricide.
Organisatie
De RF krijgsmacht is verdeeld in verschillende militaire districten (MD’n). Deze vallen rechtstreeks onder de Generale Staf van het ministerie van Defensie. Onder de Generale Staf vallen ook de Strategische Rakettroepen.
Het Joint Strategisch Commando (JSC) is de operationele staf van een MD. Een dergelijk commando stuurt joint operaties aan. Hierbij kunnen niet-organieke eenheden (zoals uit de Strategische Rakettroepen) en nationale middelen worden geïntegreerd in het JSC. De strategische rakettroepen beheren Intercontinental Ballistic Missiles (ICBM’s), intermediate ballistic missiles en medium range ballistic missiles.)
Binnen de organisatie van een JSC zijn één of meerdere legers te vinden (ook wel aangeduid als Combined Arms Army (CAA), Army Group of gewoon als Army).
Binnen een leger zijn divisies, motor rifle (MR) brigades, artilleriebrigades en raketbrigades georganiseerd, naast andere combat, combat support en combatservice support eenheden. Een (MR) brigade is nooit onderdeel van de divisie, maar bestaat naast de divisie. De MR brigade wordt op tactisch niveau rechtstreeks aangestuurd door het leger.2

Raket-brigade
Raketbrigades zijn terug te vinden boven legerniveau én als onderdeel van het leger zelf (zie fig 1, pt 1,2 en 3). De Iskander is een artillerie-middel dat is ingedeeld op operationeel niveau, maar wordt ook tactisch niveau ingezet. Hoewel RF divisies en brigades organiek niet over dergelijke short-range ballistic raketsystemen (SRBM) beschikken, is de verwachting dat in high intensity conflicten zij wel gesteund worden door SRBM-systemen. Deze systemen worden dan ingezet vanuit een specifieke raketbrigade op legerniveau. De Iskander-eenheden worden nooit toegewezen aan een divisie, brigade of regimentsartilleriegroep.
Een 9K720 Iskander brigade beschikt over drie Iskander afdelingen. Deze afdelingen hebben ieder twee batterijen. Iedere batterij heeft twee lanceerinrichtingen. In totaal heeft een Iskander brigade 12 lanceerinrichtingen. De lanceerinrichtingen verschieten short range ballistic missiles (SRBMs) en Ground Launched Cruise missiles (GCLM) Het Iskander-systeem is een significante verbetering t.o.v. zijn voorgangers (Tochka en Oka)3.
Naast een mogelijke toegewezen raketbrigade, uitgerust met de Iskander, heeft het leger ook eigen raketbrigades in de organisatie. Deze raketbrigades zijn niet vast van samenstelling. Zij bevatten meerdere afdelingen die zijn uitgerust met de BM 30(9A52) “Schmerch”, de BM 27 “Uragan” of een versie van de “Tornado”. De afdelingen van de raketbrigades bestaan uit 8 tot 12 lanceerinrichtingen.
De “Tornado” bestaat uit een drietal versies. De 9A53-S “Tornado” is de opvolger voor de BM 30 “Smerch” en is uitgerust met het GLONASS satelliet navigatie systeem. De 9A53-S “Tornado” kan geleide raketten verschieten met een bereik van 120km. Naast dit vergrote bereik is de effectiviteit verbeterd door de beschikbaarheid van nieuwe munitie-soorten en een kortere tijd voordat de raketten kunnen worden verschoten na de stellingname (3 minuten). De 9A52-4 “Tornado” is een lichtere variant op de 9A53-S “Tornado”.
Hoewel de 9A53-G ”Tornado” niet is ingedeeld bij de raketbrigades, is deze wel het vernoemen waard als variant van de “Tornado”. De 9A53-G “Tornado” is een vernieuwde BM-21 “GRAD” systeem en is uitgerust met satelliet-navigatie, een geautomatiseerd vuurleidingssysteem. De nieuwe generatie raketten hebben een dracht tot 40 km. De Tornado-G is voornamelijk ingedeeld binnen de artillerie-eenheden van de divisies of MR-brigades.
Artilleriebrigade
Op legerniveau zijn ook artilleriebrigades ingedeeld(zie fig 1, pt 4 en 5). Binnen deze brigades zijn meerdere vuurmondafdelingen terug te vinden met voornamelijk oudere vuurmondsystemen, zoals de 2S7 “Pion” , de 2S5 “Giatsint-S” en de 2A65 “Msta-B”. De 2A65 is een getrokken vuurmond. Enige uitzondering op deze verouderde systemen is de nieuwe 2S19 “Msta”. Ook dit middel is in de artilleriebrigades terug te vinden.
Divisie
Een divisie (zie fig 2) heeft geen standaard structuur. De typische structuur van een gemechaniseerde infanteriedivisie bevat idealiter drie gemechaniseerde infanterieregimenten, een tankregiment, een artillerieregiment, een luchtverdedigingsregiment en een paar afzonderlijke bataljons, compagnieën en pelotons.
Tankdivisies hebben één gemechaniseerd infanterieregiment en drie tankregimenten en kennen met wat uitzonderingen een vergelijkbare structuur. In de praktijk missen de meeste divisies echter een of meer infanterie- of tankregimenten. In geval van een grotere inzet zullen deze lege regimenten worden gevormd en gevuld met reservisten en dienstplichtigen.

Het artillerieregiment (zie fig 2) beschikt over het algemeen over drie eenheden van afdelingsgrootte: 2 vuurmondeenheden en 1 raketeenheid. Een vuurmondeenheid bestaat uit 2S1 “Gvozdika”, 2S3 “Akatsiya” óf 2S19 “Msta”-vuurmonden. Een raketeenheid binnen het artillerieregiment bestaat uit de BM-21 “Grad” of de 9A53-G “Tornado”. Een eenheid artillerie van afdelingsgrootte binnen de divisie beschikt over 18 vuurmonden of 18 lanceerinrichtingen.
Doelopsporing binnen de Divisie:
Het artillerieregiment heeft een eigen Arty Command and Recce Bty (zie fig 2). Naast middelen voor vuurleiding beschikt deze over een PRP-4, de SNAR-10, de Zoopark of de Ark-1M.
De PRP-4 is een op de BMP-1 gebaseerd artillerieverkenningsvoertuig met een laser range finder en een gevechtsveldbewakingsradar op een inschuifbare mast. Deze radar kan ook gebruikt worden om artillerievuur te corrigeren. De SNAR-10 is een gevechtsveldbewakingsradar op een MT-LB. Ook de wapenlocatieradars Ark-1M en Zoopark zijn gemonteerd op een MT-LB-onderstel. De Ark-1M is een oudere wapenlocatieradar met technologie uit de jaren ’60 van de vorige eeuw. De Zoopark is in de jaren ’80 van de vorige eeuw ontwikkeld als opvolger voor de Ark-1M. Beide systemen zijn nog in gebruik. Doelinformatie wordt ook gegenereerd door (grond)verkennings- , EOV- en UAS-eenheden. Zowel verkennings- als EOV- en UAS-eenheden zijn niet organiek ingedeeld binnen de artillerie
Regiment
De regimenten (zie fig 2) binnen de divisie beschikken over een eigen afdeling artillerie. Deze heeft 18 vuurmonden van het type 2S1 “Gvozdika”, 2S3 “Akatsiya of 2S19 “Msta”. Over het algemeen zijn de 2S19 “Msta” ingedeeld bij infanterieregimenten en de 2S1 “Gvozdika”of 2S3 “Akatsiya” bij tankregimenten Voor doelopsporing beschikt de afdeling artillerie over een PRP4 en mogelijk een SNAR-10. Verder beschikt het regiment over een (grond)verkenningseenheid dat ook doelinformatie kan genereren.
MR Brigade
De MR-brigade heeft in de meest uitgebreide vorm vier artillerieafdelingen in de organisatie (zie fig 3)

Eén afdeling is een raketafdeling, bestaande uit 18 MRL/MLRS-systeem BM 21”GRAD” of diens opvolger/vervanger de 9A53-G “Tornado”. Verder twee houwitserafdelingen met ieder 18 vuurmonden. Over het algemeen zijn dit houwitsers van het type 2S19. Daarnaast een antitankafdeling met 1 batterij MT 12 getrokken vuurmond. De MT 12 is primair ontworpen als antitankmiddel, maar wordt ook als indirect middel ingezet. Binnen de RF-eenheden vallen anti-tank eenheden onder de artillerie.

Doelopsporing en vuurleiding binnen de brigade
MR brigades hebben normaal gesproken een plaatsvervangend artillerie commandant binnen de staf. Deze geeft leiding aan de Arty Command and Recce Bty van de brigade. Deze batterij beschikt over middelen voor doelopsporing, bepalen van coördinaten en het verzenden van doelgegevens en vuuropdrachten aan de afdelingen binnen de BrAG. De doelopsporings- en vuurleidingsbatterij omvat pelotons voor het uitbrengen van voorwaartse waarnemers, radars (zowel wapenlocatieradars als gevechstveldbewakingsradars), geluidmeting en specifieke verbindingsmiddelen voor vuursteuncoördinatie en vuurleiding. De PRP-4 (1x), de SNAR-10 (1x) en de Zoopark (1x) zijn de specifieke doelopsporingsmiddelen op brigade-niveau. Daarnaast wordt doelinformatie gegenereerd door EOV en UAS-eenheden.
De afdeling artillerie binnen de brigade hebben hun eigen doelopsporingspeloton. Dit peloton beschikt over 1x PRP 4, 1x SNAR 10 en 1x ARK-1M

Battallion Tactical Group (BTG)
De divisies zijn niet op volledige sterkte door wervingstekorten, ontbrekend materieel en ‘lege’ eenheden. De divisies worden echter wel als ‘permanent gereed’ beschouwd, omdat elk regiment is opgedragen om te allen tijde tenminste één BTG (zie fig 4) te vormen. Met name de gevechtsfuncties bij de grondtroepen zijn lastig te vullen waardoor nog aanzienlijke aantallen dienstplichtigen dienen in de verschillende divisies.

Een BTG is een tijdelijke taakorganisatie, die grotendeels zelfvoorzienend specifieke opdrachten kan uitvoeren. Een vaste BTG-structuur is niet voorgeschreven. Een BTG wordt samengesteld afhankelijk van de opdracht. De kern van een BTG bestaat uit een regulier gevechts-bataljon met toegevoegde combat, CS- en CSS-elementen van een regiment of een brigade. De brigades en regimenten moeten minimaal één BTG kunnen formeren. Een brigade kan BTG’n formeren met een sterkte van 750 tot 850 militairen en 41 tot 50 infanterie-gevechtsvoertuigen, aangevuld met tien tanks. De CS en CSS-elementen van een brigade worden toegewezen aan zo’n BTG waardoor de commandant van een BTG kan beschikken over eigen additionele verkenningscapaciteit, vuursteun, luchtverdediging en elektronische oorlogvoering-middelen. Daarnaast zal vaak ook medische, logistieke, herstel- en verbindingencapaciteit worden meegegeven om een commandant zoveel mogelijk vrijheid van handelen en logistieke zelfstandigheid te geven. In theorie kan een brigade tot vier BTG’n formeren maar gelet op de personele vulling en het offensieve karakter van een BTG is het formeren en inzetten van maximaal twee BTG’n door één brigade waarschijnlijker.
De opdracht aan een BTG is vaak in tijd en ruimte beperkt. Inzet van een BTG als ondersteuning in hybride vormen van opereren is in 2014 in de Donbas en Krim succesvol geweest. De huidige operatie in Oekraïne is echter geen hybride operatie, maar een gevechtsoperatie.
Als systeem is de TOS 1A het waard om apart te vermelden. Dit systeem is niet ingedeeld bij de artillerie, maar bij de CBRN (verdedigings-)brigades. De TOS 1A is een raketlanceerinrichting met een korte dracht. Het heeft echter een verwoestende uitwerking door gebruik van thermobarische munitie. De TOS 1A systeem is veelvuldig gebruikt in Syrië en Oekraine.
Formatie/Formering van RF artillerie
De wijze van formering van de RF-artillerie uit de Koude Oorlog wordt nog steeds gebruikt. Op basis van o.a. (verwacht of gepland) zwaartepunt worden artillerie-eenheden naar onderliggende niveau’s toegewezen. Vanaf leger- tot en met regimentsniveau wordt de artillerie in zgn groepen ingezet. De hiernavolgende beschrijving is gebaseerd op een realistische aanname van de samenstelling van artillerie-eenheden op de diverse beschreven niveau’s. Bestaande RF-artillerie-eenheden bevatten mogelijk ander (modern) materieel en andere eenheden.

Een leger formeert een Leger Artillerie Groep (LAG of Army Artillery Group (AAG), zie fig 1 en 5). Het C2 element van de LAG wordt gevormd door de artilleriestaf van het leger. Vanuit de LAG worden de onderliggende divisies, en eventueel brigade(s), versterkt worden met vuurmondafdelingen of MRL/MLRS-eenheden. Onder de laatste vallen o.a. de 9A53-S “Tornado”, de 9A52-4“Tornado”, de BM-27 ”Uragan” en de BM-30 “Smerch”. Raket—en vuurmondeenheden met de relatief kortste dracht worden aan deze eenheden toegewezen. Hierbij geldt als uitgangspunt dat de helft van de toe te wijzen middelen naar de divisie in het zwaartepunt gaat. De andere helft wordt verdeeld over de andere divisies en eventueel brigades. Iskander-brigades, die in voorkomend geval zijn toegewezen aan het leger, blijven altijd binnen de LAG.
Met de toegewezen middelen van de LAG formeert de divisie een Divisie Artillerie Groep (DAG, zie fig 6). Het C2-element van de DAG is de staf van het (divisie)artillerie regiment. De DAG versterkt in voorkomend geval de onderliggende regimenten met toegewezen middelen vanuit de LAG en middelen vanuit het eigen artillerieregiment. Ook bij de DAG is het uitgangspunt dat de helft van de toe te wijzen middelen naar het regiment in het zwaartepunt gaat. De andere helft wordt verdeeld over de overblijvende regimenten.

Een regiment formeert met de toegewezen middelen vanuit de DAG en de eigen afdeling artillerie een Regiments Artillerie Groep (RAG, zie fig 7). Het C2-element van de RAG is de staf van het organieke afdeling artillerie. Er vind geen verdere doorverwijzing plaats.

Een Brigade formeert een Brigade Artillerie Groep (BrAG, zie fig 8). De Arty Cmd & RecceBty vormt het C2-element van de BrAG. Batterijen en hele afdelingen artillerie kunnen worden toegewezen aan de MR-bataljons van het eerste echelon of de artillerie-eenheden ondersteunen het brigadegevecht als onderdeel van een Brigade Artillerie Groep (BrAG). Dit laatste is het meest gebruikelijke. De BrAG verzorgt de vuursteun voor de brigade met als hoofdtaak de randvoorwaarden te creëren voor de MR-bataljons in het zwaartepunt van de aanval.

De mortierbatterij, uitgerust met de 2S12 “Sani” of de 2S23 “Nona”, is de organieke vuursteuneenheid van een MR-bataljon. Een dergelijk bataljon komt voor binnen een regiment en de brigade. De mortierbatterij wordt geleid door de commandant en zijn staf. De commandant van de mortierbatterij treedt tevens op als voorwaartse waarnemer/vuursteuncöordinator. Een mortierbatterij heeft zes tot acht 82mm of 120mm mortieren, verdeeld over twee mortierpelotons.
Dreiging voor een NAVO-brigade
De artillerie- en mortierdreiging voor een NAVO-brigade in het zwaartepunt van een RF-leger is op basis van de voorbeelden in fig 5 tm 7 eenvoudig te kwantificeren (zie fig 9).
In het zwaartepunt van een RF-leger treedt een divisie op met toegewezen middelen vanuit de LAG. Hierdoor beschikt een dergelijke divisie over een DAG van 4 artillerie-eenheden van afdelingsgrootte. Van deze 4 artillerie-eenheden zijn drie eenheden uitgerust met ieder 8 a 12 lanceerinrichtingen BM-27 of BM 30 en één eenheid met 18 vuurmonden 2S7. De 4 regimenten van de divisie beschikken in totaal over één afdeling BM 21, 3 afdelingen 2S19 en 4 afdelingen 2S3. In aantallen: 24 tot 36 raketlanceerinrichtingen gelijk aan een BM 27 of BM 30, 18 raketlanceerinrichtingen van de BM 21 (of diens opvolger de 9A53-S) en in totaal 144 vuurmonden. Daarnaast is er de dreiging van de mortierbatterijen (of in voorkomend geval artilleriebatterijen) vanuit de RF-infanteriebataljons. In totaal zijn dit 72 tot 96 systemen. Verder wordt een divisie in het zwaartepunt van het leger met prioriteit vanuit de LAG gesteund met de Iskander-raketsystemen.
Groepering
De LAG ontplooit 5 tot 10 km vanaf de FEBA. De DAG 3-6km en de BrAG en RAG 2-4 km
De raketeenheden ontplooien normaliter centraal achter de ontplooide vuurmondeenheden. De RAGs worden binnen de divisie geëchelonneerd ingezet.
Een afdeling artillerie heeft één hoofdopstelling en één of twee reserve-stellingen. Daarnaast heeft binnen de afdeling iedere batterij en hoofd en één of twee reserveopstellingen. Normaal gesproken wordt na iedere afgegeven vuuropdracht van stelling gewisseld.
Vuurmondbatterijen ontplooien langs onderkende naderingen van gepantserde eenheden, zodat zij ook met directe richting kunnen worden ingezet. Mortier- en MRL-batterijen ontplooien in gebieden die ontoegankelijk zijn voor tanks. Stellinglocaties worden uit de buurt van prominente terreinkenmerken gekozen. De onderlinge afstand tussen vuurmonden en mortieren in stelling bedraagt 20 tot 40 meter, terwijl voor MRL-middelen 50 tot 60 meter wordt aangehouden.
Gebruik en inzet van vuursteun
De voormalige Sovjetunie (USSR) heeft lang gewerkt aan een tweetal concepten voor de detectie en zekere vernietiging van hoogwaardige doelen in near-real time. De USSR ontwikkelde het Reconnaissance (Recce) Strike Complex voor het operationele niveau. Het was ontworpen voor de gecoördineerde inzet van precisie wapens met een lange dracht. Deze wapens werden ingezet door een geïntegreerd inlichtingen- en vuurleidingscentrum op basis van real time inlichtingengegevens en nauwkeurige doelinlichtingen. Het Recce Strike Complex maakte gebruik van surface-to-surface raketsystemen en door jachtvliegtuigen afgeworpen “smart” munitions.
Het Reconnaissance Fire Complex was de tactisch equivalent. Het integreerde inlichtingengegevens, nauwkeurige doelinlichtingen, een vuurleidingscentrum en tactisch artillerie-eenheden met als doel hoogwaardige doelen in near-realtime te vernietigen. Na het uiteenvallen van de Sovjetunie moderniseert de Russische federatie beide systemen en zal dit ontplooien als één vuursteuninformatiesysteem: het Reconnaissance Fire System (Recce Fire System)
Hoewel de Russische artillerie beschikt over precisie geleide munitie (PGM) is er een sterk vertrouwen in de effectiviteit van massale artillerievuren. Zij achten vijandelijke tactische EOV-systemen in staat om elektronische ontstekers van PGM’s te storen of vroegtijdig te laten detoneren. Mechanische tijdbuizen, gebruikt op gewone HE-munitie kunnen niet gestoord worden. Het gebruik van massale artillerievuren geeft een mathematische kans op het raken van het doel, waardoor tactisch succes makkelijker te voorspellen is. Er zijn echter situaties die het gebruik van PGM min of meer vereisen.
Fire support planning en -coördination
Naast de informatie uit de diverse doelopsporingsmiddelen worden doelinlichtingen en -informatie verkregen vanuit de afdelingscommandovoerings- en waarnemingspost (artillery command/observation post (COP)) en batterij COPs. De afdelingsCOP levert doelinlichtingen aan de RAG of BraG voor het maken van het vuurschema.
Afhankelijk van de eenheid waarbinnen een afdeling optreed en de rol van een dergelijke eenheid in het gevecht (o.a. wel of niet optredend in het zwaartepunt), sluit een afdelingsCOP aan bij een regimentscommandopost of een bataljonscommandopost. In het geval van een MR brigade sluit de afdelings-COP aan bij de bataljonscommandopost van het infanterie-of tank bataljon. Batterij COPs zijn in een dergelijk geval te vinden op de locatie van de compagniescommandoposten. Anders dan bij Westerse -eenheden is het vuur niet geïntegreerd met het optreden van de infanterie- of tankcompagnieën. Het uitbrengen van de COPs dient twee doelstellingen: bewaken van de synchronisatie met het optreden van de infanterie -en tankbataljons en evaluatie van nieuwe doelinformatie. Dit laatste wordt geleverd door UAS-elementen of door uitgebrachte waarnemingsposten. De waarnemingsposten functioneren los van het optreden van infanterie-of tankcompagnien. De afdeling brengt in voorkomend geval voorwaartse waarnemingsposten uit om goed overzicht van de uitwerking van het vuur te verkrijgen of voor het aanvragen van vuur op gelegenheidsdoelen. Ook kunnen er waarnemingsposten op de flanken worden uitgebracht om mogelijke dreigingen te kunnen bestrijden.
Fire planning binnen de Russische landstrijdkrachten
Artillerievuur is ingedeeld als vuur op een individueel doel (vaak beschoten met directe richting), een geconcentreerd vuur of geplande massale series en groepen van vuren in een defensieve of offensieve rol. De artillerievuren binnen de Russische landstrijdkrachten worden top-down gepland. De planning vindt centraal plaats en wordt centraal uitgevoerd. De vuren zijn gepland op vastgestelde locaties, waar vijandelijke eenheden zich bevinden of verondersteld worden te zijn op het moment van vuurafgifte. Op deze doellocaties worden groepen van vuren gepland. Op basis van deze groepen van vuren worden de benodigde batterijen en hoeveelheid en soort munitie vastgesteld. Vervolgens worden deze groepen van vuren verbonden met lijnen. De vuurafgifte vindt plaats op twee lijnen tegelijkertijd en vormt een muur van vuur (barrage). In de aanval wordt het vuur overlappend in de diepte verlegd om er zeker van te zijn dat geen enkel vastgesteld doel wordt gemist of te vroeg beschoten. Een te vroeg beschoten doel zou de vijandelijke eenheid, die dit doel vormt, de gelegenheid kunnen geven om te herstellen om alsnog tegenstand te geven tegen de naderende infanterie- of tankeenheden. UAS-steun wordt gezien als meest effectief in de ondersteuning van vuur op een individueel doel of geconcentreerd vuur, daar de overige vuren van te voren zijn gepland en volgens een vuurschema worden afgegeven.
Toekomst
De RF ziet vijandelijke artillerie-eenheden als de grootste dreiging. Daarnaast vinden Russische analisten dat toekomstige formaties beter uitgerust moeten zijn met UAS-capaciteit. Dit baseren zij op het feit dat UAS-systemen een belangrijke rol in doelopsporing en het leveren van vuur op hoogwaardige doelen spelen. Daarnaast voorzien UAS-systemen in de behoefte van de Russische artillerie voor doelopsporing op grote afstand, tijdige beschikbaarheid van doelinformatie en het leveren van nauwkeurige coördinaten. Ook is er behoefte aan een systeem van seismische, akoestische en elektro-optische sensoren.
Russische gevechtssimulaties tonen aan dat de artillerie in staat moet zijn om op lange dracht vijandelijke infanterie-en tankeenheden van compagnie- en bataljonsgrootte te vernietigen. De Russische artillerie dient vijandelijke eenheden te hinderen als zij naderen en bij ontplooiing in gevechtsformaties te verstoren. Hierdoor kan de vijand zijn vermogen niet laten gelden en worden slachtoffers aan eigen zijde beperkt. Tactische formaties dienen te beschikken over de noodzakelijke mix van artillerie-eenheden.
De Russische landstrijdkrachten werken aan de installatie van hun Reconnaissance Fire System. (Recce Fire System). Dit systeem maakt het mogelijk om vanaf operationeel niveau tot en met het laagste niveau doelinformatie te koppelen aan doelbestrijding. Hierbij zijn precisievuren nodig en vernietiging van doelen die een hoge dreiging vormen noodzakelijk. Toch blijft de Russische artillerie geloven in het gebruik van massale artillerie-vuren. Dit soort vuren geven de mogelijkheid het gevechtsveld te domineren. Massale artillerie-vuren leiden niet alleen tot vernietiging van vijand, maar genereren ook tijdelijke apathie en psychische terreur.
Slot
De wijze van formering en groepering van de RF-artillerie is sinds de Koude Oorlog ongewijzigd. Dit resulteert in een ongekend hoge kwantitatieve artillerie dreiging voor een NAVO-brigade. De RF is in
Oekraïne geconfronteerd met de eigen houding gedurende de periode na de Koude Oorlog. Door de RF worden lessen razendsnel geleerd en in praktijk gebracht. Dit verbetert de kwaliteit van het optreden. Als dit zich doorzet en de RF weet hun UAS-systemen op de diverse niveau’s en de andere (nieuwe en vernieuwde) doelopsporingsmiddelen te integreren in een goed werkend Recce Fire System, dan heeft de NAVO binnen een aantal jaren naast een kwantitatieve dreiging een kwalitatieve uitdaging.
1. Organisatie: de standaardorganisatie zoals in een basisorganogram weggezet
Formatie/formering: de organisatie, zoals samengesteld voor de operatie, ook wel gevechtsorganisatie genoemd
Groepering: de positionering en ontplooiing te velde
2. Een MR brigade kan ook door het operationele niveau worden ingezet. In een dergelijke situatie wordt de MR-brigade rechtsreeks aangestuurd door het JSC.
3. Het grootste verschil tussen de Iskander en zijn voorgangers is de nauwkeurigheid. Daar waar de Circular Error Probability (CEP) van de voorgangers werd ingeschat in hondertallen van meters, is de ingeschatte nauwkeurigheid van de Iskander verbeterd tot een CEP van 10 tot 30 meter.
