Het Recce Strike Complex

De oorlogen in Nagorno-Karabach en in de Oekraïne tonen het belang van slagkracht in de diepte van het slagveld. Deze oorlogen tonen aan dat moderne sensor-, wapen- en munitietechnologie het mogelijk maken om doelen in de diepte snel, met grote precisie en enorme vernietigingskracht uit te schakelen. Niet alleen op operationeel en hoog-tactische niveau, maar ook op laag-tactisch niveau. Door het uitschakelen van doelen in de diepte van het slagveld is immers een aanvallende partij in staat om zijn voorwaartse beweging te handhaven en zelfs te versnellen, terwijl een verdedigende partij de aanvallende partij gevechtskracht kan ontnemen, zijn voorwaartse beweging hiermee kan ontregelen of om de druk op de eigen verdedigende eenheden te ontlasten. Kortom het vermogen tot ‘slaan in de diepte’ is een belangrijk vermogen voor elke militaire formatie. Theoretisch hoort hier ook het manoeuvreren in de diepte bij, maar dat gaat de doelstelling van dit artikel te buiten. De auteur bespreekt de ontwikkelingen rond het Recce Strike Complex en doet voorstellen ten aanzien van een mogelijke Nederlandse organisatie op brigade- en divisieniveau.

 

 

Russische Federatie

De Russische Federatie heeft zelfs een operationeel concept hiervoor ontwikkeld: het Recce Strike Complex (RSC) of Recce Fire Complex (разведивательно-ударный комплех-RYK), waarbij ze zelf van ’10 seconden’ spreken. De praktijk valt echter tegen (of mee zoals u wilt). Dit blijkt o.a. in de Oekraïne oorlog waarbij in de beginfase de artillerie onvoldoende snel kon worden ontplooid om de voorwaarts bewegende Battalion Task Group (BTG) te ondersteunen. Iets was ze in de latere fase van de oorlog hebben verbeterd. Maar nog steeds is de artillerie-inzet onvoldoende afgestemd op de manoeuvre en noodzaak van het bestrijden van doelen in de diepte. Dit wordt gedeeltelijk veroorzaakt door verliezen van technisch geschoold personeel, onvoldoende training van vervangend personeel, complexiteit van de AKATSIA en AQUEDUCT vuurcontrolesystemen en een tekort aan beveiligde verbindingen. Dit is opgelost door meer gebruik maken van civiele communicatie en de centralisatie van de vuurleiding in handen van centraal geplaatste ervarener officieren, maar dit vertraagt de ‘kill chain’ en reduceert effectiviteit van het RCS-systeem. Oekraïense bronnen rapporteren dat de Russische sensor-shooter tijd bij een drone 3 tot 5 minuten is en bij inzet van CEMA-middelen een half uur. Voor doelen op grotere afstand wordt door de Russische Federatie (RF) veelal cruise missiles en vliegtuigen gebruikt en nauwelijks lange afstands artillerie.

Met het vergroten van de artilleriecapaciteit, het verkrijgen van raketartillerie en een betere sensorcapaciteit in het kader van het programma Informatie Gestuurd Optreden (IGO)) kan ook de Nederlandse Landmacht capaciteiten voor slagkracht in de diepte ontwikkelen. Dit artikel beoogt een voorstel te formuleren voor het organiseren van een dergelijk Recce Strike Complex (RSC) voor de Nederlandse brigades, wat eventueel (later) ook naar divisie niveau kan worden overgeheveld. Zodat we niet langer ‘outnumbered’, ‘outranged’ of ‘outgunned’ zijn.

Van de Russische verkennings- en gevechtsdrone Orion zijn inmiddels meerdere varianten ontwikkeld. De actieradius is 250 km, de kruissnelheid 120 km/u en de maximale vluchttijd 24 uur.

 

Wat is targeting

Volgens het Handbook Tactical Operations is Targeting ‘the proces of selecting and prioritizing targets and matching the appropriate response to them, taking into account operational requirements and capacibilities.’ Op tactisch niveau spreken we van het Land Targeting Process (LTP). Het LTP gebruikt een cyclische benadering: decide, detect, deliver and assses (D3A). Het Handbook noemt verder wel de Effect Guidance Matrix (EGM) als ondersteunend middel, maar gaat verder niet in op het Recce Strike Complex. Ook worden er geen uitspraken gedaan over het niveau waarop targeting (het beste) kan plaatsvinden.

 

Naast fysieke vernietiging is doelbestrijding door middel van storen in het elektromagnetische spectrum of netwerk aanvallen met CEMA (Cyber & Electric Magnetic Activities) capaciteit ook een mogelijkheid.

Uitgangspunten

Het is allereerst van belang om een paar uitgangspunten te formuleren. Het RSC wordt ten eerste ontwikkeld en geoptimaliseerd voor gebruik in industriële oorlogvoering. Het is minder geschikt voor gebruik bij crisisbeheersings- en vredesoperaties of gebruik op nationaal grondgebied. De doelen van het RSC kunnen ten tweede zowel statisch (bijvoorbeeld civiele en militaire infrastructuur) of mobiel (militaire eenheden, milities) zijn. De doelen moeten vanzelfsprekend wel enige militaire relevantie hebben, maar dit is een ruim begrip omdat bij oorlogvoering civiele doelen ook van belang kunnen zijn. Ten derde kunnen de doelen zowel mensen en materiaal zijn, omdat het bestrijden hiervan voor oorlogvoering van belang is. Ten vierde moet het RSC snel zijn. Dit is van belang vanwege de fluïditeit van het slagveld. Tijd tussen doelopsporing en doelbestrijding moet in minuten worden gemeten. Dit heeft gevolgen voor de menselijke factor in het systeem. Ten vijfde moet het RSC krachtig zijn en een grote mate van energie kunnen overbrengen op de doelen. Doelen zijn immers weerbaar en deze weerbaarheid moet kunnen worden doorbroken. Ten zesde is de doelbestrijding van RSC dimensionaal. Dit betekent dat er niet alleen fysiek vernietigd moet kunnen worden, maar dat ook bestrijding1 met andere effecten gedaan moet kunnen worden. Hierbij kan gedacht worden aan storen in het elektromagnetische spectrum of netwerk aanvallen d.m.v. CEMA-capaciteit. Ook is doelbestrijding met informatie een mogelijkheid. Als zevende is het RSC zelf ook doelwit van vijandelijke RSC-capaciteit. Het optreden moet dus ook gericht zijn op het voorkomen van schade door vijandelijke (tegen) doelbestrijding. Counter-RSC is dus van belang.

Deducties en randvoorwaarden

De hierboven geformuleerde uitgangspunten leiden tot een aantal deducties en vervolgens tot randvoorwaarden.

Belang van energierijke doelbestrijding – De focus op industriële oorlogvoering brengt met zich mee dat ‘fysieke’ vernietiging en ‘EMS-storing’ het belangrijkste zijn. Het doel moet snel vernietigd worden of dusdanig beschadigd dat het niet meer inzetbaar is en ook niet snel weer inzetbaar gemaakt kan worden. Complexere doelbenaderingen zoals ‘cybernetwork attacks’ en information-attacks’ kosten te veel tijd en zijn in strijd met het ‘snelheidsbeginsel’ van het RSC en daarom kunnen daarom beter aan ‘hogere’ echelons zoals het Defensie Cyber Command, de Information Manoeuvre Group of het Air Component Command worden overgelaten. Ze maken dus geen deel uit van het RSC.

Belang van gedelegeerde bevoegdheden – Daarnaast deduceren we dat juridische en ethische overwegingen bij doelkeuze en doelbestrijding overgelaten worden aan lagere tactische commandanten die handelen op basis van het Humanitaire Oorlogsrecht (HOR) en de afgekondigde Rules of Engagement (ROE’s). De verantwoordelijkheid wordt dus laag in de RSC-organisatie belegd.

Belang van mobiliteit en contramobiliteit – Het gevechtsveld wordt door de tegenstander en door gevechtshandelingen geconditioneerd. Dit betekent dat eigen (sensor) eenheden over mogelijkheden moeten beschikken om bestaande en kunstmatige hindernissen te overwinnen om hun doelen te kunnen benaderen en om zich aan dreigend gevaar te onttrekken. Daarnaast staan sommige doelen niet stil, maar bewegen zich op, over en soms zelfs onder het slagveld. Deze doelen zullen moeten worden vertraagd of gestopt om doelbestrijding effectiever te maken. Dit vraagt dus ook om contramobiliteitsmiddelen bij het RSC.

Doelbestrijding met direct vuur. Op het gevechtsveld domineert nog altijd de tank.

Belang van bescherming – Het RSC staat bloot aan vijandelijke tegenmaatregelen. Om zich hiertegen te verweren zijn mobiliteit, incasseringsvermogen en ongrijpbaarheid belangrijke elementen. Dit brengt met zich mee dat binnen een RSC de sensoren mobiel moeten zijn (lucht en/of grond) en een bepaalde mate van bescherming moeten hebben tegen vijandelijke fysiek en niet-fysieke tegenmaatregelen. Ook moet het sensor optreden of de sensor lay-out ongrijpbaar zijn. Dit kan bereikt worden door: (1) Verborgen optreden zonder elektromagnetische signatuur. (2) Sensoren te mengen en te laten bewegen binnen een dynamisch bewegend sensorcomplex waarbij doelen aan ‘elkaar kunnen worden overgegeven’, liefst met gebruik makend van meerdere dimensies. (3) Sensoren op minder voorspelbare punten te ontplooien. (4) Gebruik te maken van civiele sensoren. Overigens geldt dit niet alleen voor de sensoren, maar ook voor de doelbestrijdingsmiddelen. Ook die moeten mobiel zijn, incasseringsvermogen hebben en ongrijpbaar zijn.

Belang van disconnected – De elementen van het RSC moeten data aan elkaar kunnen doorgeven. Dat gaat veelal via het elektromagnetische spectrum. Dit spectrum is echter het hedendaagse slagveld en het gebruik ervan wordt door de tegenstander betwist en is niet gegarandeerd. Bovendien stralen elementen van het RSC hierbij energie uit wat hun kwetsbaar maakt voor fysieke tegenmaatregelen op basis van ‘homing’ devices. Om de effectiviteit en de overleving van het RSC te garanderen moet het RSC dus ook ‘disconnected’ kunnen optreden. Hier bestaan (deel) procedures voor, zoals op basis van lichtsignalen of ‘pings’ bestrijden van vooraf vastgestelde doelen, doelgeleiding slechts in eindfases, gebruik maken van het doel zelfs als communicatiemiddel, compressie van de EMS-uitzending, spoofing van het eigen positiesignaal, actieve misleiding of verstoppen van het signaal in ‘zwarte’ of ‘witte ruis’. Deze connecties noodzaken vanzelfsprekend experimentatie en intensieve beoefening om het onderlinge vertrouwen in het RSC hoog te houden.

Belang van diversiteit in de doelbestrijdingsmiddelen – Er zijn meer manieren om een doel te bestrijden. Zo is er het verschil tussen kinetisch en niet-kinetische doelbestrijding, maar ook kan er verschil worden gemaakt tussen bestrijding met direct en indirect vuur. Ook kunnen we differentiëren in hoofd bestrijding (bestrijding hoofdcomponent) en deelbestrijding (bestrijding deelcomponent). Het RSC moet alle drie de mogelijkheden bezitten. Dit betekent dat sensoren deels kleinere bestrijdingsmiddelen moeten hebben en dat bestrijdingsmiddelen mogelijk ook deels sensoren moeten hebben.

Belang van logistieke zelfstandigheid – Het RSC moet haar taak gedurende langere tijd kunnen uitvoeren. De logistieke zelfstandigheid van de sensoren en doelbestrijdingsmiddelen moet gelijk zijn en dus in lijn met de behoefte langere tijd in gevaarlijk gebied op te treden. Hierbij is het uitgangspunt één week (hoog effectief) en twee weken verminderd effectief. Bij verminderd effectief wordt bijvoorbeeld gedacht aan spaarzamer omgaan met brandstof en munitie indien herbevoorrading niet mogelijk is. Overigens hangt de effectiviteit van een RSC ook af van de kwaliteit van de data.

Belang van front en rear cap – Niet alle capaciteit in het RSC kan meegenomen worden in de diepte van het slagveld. Bepaalde doelbestrijdingscapaciteit of (te) gevoelige apparatuur zal meer naar achteren moeten worden gepositioneerd. Ook kan bepaalde dataverwerking in meer achterwaarts gelegen posities plaatsvinden. Er zal dus altijd sprake zijn van front-rear samenwerking en een bepaalde mate van connectie is dus van belang. Dit kan overigens wel op meerdere manieren.

Belang Artificial Intelligence (AI) – We beogen het RSC systeem sneller te laten optreden. Na doelacquisitie moet binnen minuten doelbestrijding plaatsvinden. Dit is belangrijk omdat doelen soms mobiel zijn en doelen zelf ook sensoren hebben waardoor delen van ons eigen RSC ontdekt kunnen worden. Dit kan leiden tot spoedverplaatsing van het doel of vergroting van de bescherming van het doel, iets wat effectieve doelbestrijding bemoeilijkt. Snelheid heeft daarnaast ook een psychologisch karakter dat ook uitgebuit moet worden. Artillerie blijft de ‘God of War’. Ze vernietigt niet alleen, maar produceert ook verlamming en psychische terreur. Niets werkt immers zo psychologisch verlammend als machteloosheid. Machteloosheid die je voelt als je wordt geraakt vanuit ‘het niets’. Machteloosheid die je voelt als je weet dat je benodigde reactietijd het niet haalt tegenover de ‘snelheid van inkomende granaten.’

Belang van de civiele omgeving – Het moderne gevechtsveld is niet leeg en heeft een altijd aanwezige civiele component. Het RSC maakt hiervan gebruik. Deze civiele component ligt overigens meer ‘naar achteren’ dan ‘naar voren’. Verder naar voren gepositioneerde sensoren lopen immers de kans om door civiele interactie hun aanwezigheid te verraden en worden hierdoor kwetsbaarder. Dit speelt bij verder achterwaarts gepositioneerde sensoren en doelbestrijdingsmiddelen een minder grote rol.

Belang verstedelijking – Vijandelijke doelen staan niet open en bloot in open terrein maar verbergen zich veelal in civiele omgevingen en infrastructuur. Doelen hebben standaard ook een civiele rol. Het RSC zal dus enerzijds moeten kunnen optreden in urbane civiele omgevingen (zowel qua eigen optreden als qua doelopsporing in een civiele omgeving), maar anderzijds bij hun optreden ook ‘collateral damage’ moeten zien te voorkomen, omdat dit het (internationale) draagvlak beïnvloedt.

 

Organisatie en optreden RSC

Het RSC staat onder éénhoofdige leiding, veelal een hogere officier van de brigade staf, de commandant van de lange afstands artillerie of de hiertoe aangewezen commandant het brigadeverkenningseskadron recce strike complex (BVE RSC). Deze commandant handelt binnen het oogmerk van brigadecommandant, maar kan zelfstandig beslissen over doelbestrijding. Meer over doelbestrijding verderop. Het RSC2 bestaat verder uit:

Een sensor subcomplex georganiseerd rond een ‘verbeterd’ verkenningseskadron aangevuld met Intelligence, Surveillance & Reconaissance (ISR) capaciteit

Een doelbestrijdings subcomplex georganiseerd rond lange afstandsartillerie en (vormen) van luchtsteun

Een command & control (C2) subcomplex, georganiseerd op brigade niveau, met gebruik maken van gedelegeerde bevoegdheden en Artificial Intelligence (AI) capaciteit.

Doelbestrijding met indirect vuur. Artillerie vernietigt niet alleen, maar produceert ook verlamming en psychische terreur. Hier het moderne 6 x 6 Brutus 155mm mobile howitzer systeem van de US Army met een bereik van 30 km.

Sensor subcomplex – het sensor subcomplex kan georganiseerd worden door omvorming van het huidige Brigadeverkenningseskadron (BVE), dat vervolgens gekoppeld wordt aan Intelligence, Surveillance, Target Aquisition & Reconnaissance (ISTAR) elementen. De huidige drie verkenningspelotons van het BVE worden gereduceerd tot twee verkenningspelotons. De overgebleven functieplaatsen wordt gebruikt voor een nieuw sensorpeloton en een nieuw strike peloton. De sensorcapaciteit van de twee overgebleven verkenningspelotons wordt vergroot door toevoeging van eenvoudige en snel ontplooibare sensoren, zoals drones, opneembare grondsensoren, voertuiggebonden en draagbare akoestische sensoren en kleine waarnemingsrobots. Meer geavanceerde sensoren (complexere drones, CEMA-middelen en radars) zijn opgenomen in het meer specialistische ISR peloton. Deze capaciteit kan onafhankelijk worden ontplooid (bijvoorbeeld op een speciaal doel) of worden toegevoegd aan het verkenningspeloton optreden. Terwijl zowel de twee verkenningspeloton als het ISR peloton zelfverdedigingsmiddelen bezitten, zijn bepaalde doelbestrijdingsmiddelen opgenomen in het strike peloton. Dit zijn zwaardere, mogelijk voertuiggebonden AT-wapens, (liefst) voertuiggebonden kleinere mortieren met ‘loitering mortar ammunition’ en verstrooibare stoormiddelen.

Een veelzijdige sensor. Het Multi Mission Radar ondersteunt een breed scala aan mogelijkheden zoals gelijktijdige wapenlokalisatie en artillerieondersteuning, 3D-luchtruimsurveillance en luchtverdediging.

Alle met voertuig en te voet optredende elementen van dit sensor subcomplex hebben (1) longe range communicatiemiddelen, (2) doelgeleidingsmiddelen, (3) zelfredzaamheid, (4) elementaire energievoorziening, (5) ontwijkcapaciteit om terug te keren naar eigen posities/linies en (6) mogelijkheid tot satelliet internetconnectie. Het sensor subcomplex kan (1) optreden in een rurale en urbane omgevingen, (2) beperkt disconnected optreden, (3) zelf ook beperkt doelbestrijding uitvoeren en (4) doelen aan elkaar of anderen overgeven.

Het sensor subcomplex is ook verantwoordelijk voor schade opname van de doelen. Dit kan door middelen van eigen BVE of ISTAR-sensoren of door gebruik te maken van civiele sensoren. Analyse van de opgenomen data is een verantwoordelijkheid van het C2-complex. De CEMA-capaciteit is niet standaard verbonden met hogere CEMA netwerken, maar de data kan wel worden gedownload indien verder naar achteren connectie met het CEMA netwerk wordt gemaakt.

De combinatie van indirecte vuursteun en de inzet van gevechtsvliegtuigen of helikopters maakt deconflictie in de Derde Dimensie altijd noodzakelijk. De verbinding is hierbij Link 16/22.

Dit RSC BVE moet vervolgens gekoppeld worden aan bepaalde sensoren van een ISTAR-module om het sensor subcomplex compleet te maken. Niet alle ISTAR-sensoren zijn even geschikt voor het RSC. Bepaalde CEMA-sensoren (van 102 EOVcie) en drones (van 107 ASbt) zijn dat wel. Deze ISTAR-sensoren kunnen mee worden genomen door RSC BVE in de diepte van het slagveld, maar dit zal minder vaak voorkomen. De ISTAR-sensoren kunnen ook verder naar achteren worden ontplooid, maar hun inzet wordt aangestuurd door de Chief Collection Ops in het brigade HQ, de commandant RCS BVE.

ISTAR-sensoren die meer met Situational Understanding (SU) te maken hebben, zoals TEXINT en HUMINT of met het gebruik van informatie als wapens (SOCMINT, OSINT) vallen niet onder de controle van het collection ops, hetgeen samenwerking overigens niet in de weg staat. Ook het ASIC heeft slechts een beperkte rol in het RCS (zie C2 subcomplex). Het RCS BVE behoudt wel zijn organieke taak, namelijk het verzamelen van informatie over terrein en vijand in de diepte van het slagveld. De RSC taak hoort hier dus bij. Deze lay out is relatief gemakkelijk te organiseren binnen de bestaande structuur en middelen van het Commando Landstrijdkrachten (CLAS). Verdere uitbouwmogelijkheden beschrijven we onder ‘divisie niveau’.

Doelbestrijdings subcomplex – het doelbestrijdings subcomplex bestaat uit lange afstandsartillerie, uit CEMA-stoormiddelen, bewapende drones, luchtsteun, en beperkte doelbestrijdingsmiddelen van de in de diepte van het slagveld gepositioneerde sensoren. Om het eenvoudig en stuurbaar te houden zijn niet alle artillerie en niet alle mortieren van huis uit in dit RCS opgenomen. Sommige artillerie- en mortier eenheden hebben als hoofdtaak om het nabijgevecht van gevechtseenheden te ondersteunen en kunnen dus alleen in een bepaalde fase van een operatie in het RCS worden opgenomen. Het doelbestrijdings subcomplex stuurt ook de inzet van luchtcapaciteit aan. Dit zijn over het algemeen bewapende drones, suïcide drones, gevechtshelikopters en gevechtsvliegtuigen. De combinatie van indirecte vuursteun en vliegende middelen maakt Derde Dimensie (3D) deconflictie noodzakelijk. De verbinding is hierbij Link 16/22.

C2- subsysteem – Het C2 subsysteem van het RCS bestaat uit (1) doelidentificatiecapaciteit, (2) stuurcapaciteit, (3) analyse capaciteit en (4) C2Ost capaciteit. Doelidentificatie vindt plaats door gebruik te maken van militaire analyse en systeemanalisten. Dit laatste is nodig om de kwetsbaarheden in infrastructuur, civiele en militaire systemen te analyseren en deze voor doelbestrijding aan te bieden. De stuurcapaciteit is nodig om de activiteiten van de diverse subsystemen af te stemmen op de opdracht van de eenheid en het hierbij geformuleerde oogmerk van de commandant. Het C2-stuursysteem moet ook zorgen voor 3D deconflictie en ontwerpt een systeem voor gedelegeerde autorisatie van doelbestrijding. Daarnaast draagt het stuursysteem zorg voor implementatie van ervaringslessen, afstemming met de civiele omgeving, inpassen van nieuwe sensoren of doelbestrijdingsmiddelen, dossiervorming (analyses, keuzes, overwegingen, besluiten) voor latere reconstructie en voor verplaatsing of aanpassingen van het gehele RSC systeem. Het C2-subsysteem is ook verantwoordelijk voor gevechtsinformatie en feedback richting de sensoren en doelbestrijdingsmiddelen en draagt zorg voor de planning van de inzetbaarheid van alle subsystemen.

De analysecapaciteit wordt ingezet voor verdieping en analyse van de resultaten van het doelbestrijdingssysteem. Ook draagt ze d.m.v. interactie met de doelidentificatiecapaciteit zorg voor databasevorming, eenvoudige doeloverdracht methodieken (targetpacks), adviezen over doelbenadering en analyse van de doelbestrijdingsresultaten. Daarnaast zorgt ze voor interactie met ‘hogere’ Situational Understanding, Informatie Manoeuvre en CEMA-systemen.

Doelidentificatie vindt plaats d.m.v. systeem- en doelgroep-analyse door de analyse cel van het C2-subsysteem. Deze doelidentificatie is afhankelijk van de militaire context, operationele omgevingsfactoren en het oogmerk behorende bij de opdracht.

Er worden twee ‘communicatienetten’ gebruikt. Eén t.b.v. doelacquisitie en één t.b.v. doelbestrijding. Beide maken gebruik van Long Range Communicatie waarbij een combinatie van diverse communicatiemethodes (VHF, UHF, HF, satelliet, VOIP) wordt gebruikt. De C2ost capaciteit draagt zorg voor connectie- en disconnectie mogelijkheden. Zowel intern, extern als met de civiele omgeving(en). Ook draagt ze zorg voor een informatiemanagement policy om te zorgen dat er geen data overload plaatsvindt.

 

Doelidentificatie

De doelidentificatie vindt plaats d.m.v. systeem- en doelgroep-analyse door de analyse cel van het C2-subsysteem. Deze doelidentificatie is afhankelijk van de militaire context, operationele omgevingsfactoren en het oogmerk behorende bij de opdracht van de brigade. Het resultaat van de doelanalyse zijn doelpackages (infrastructuur, vijandelijke uitrusting, personen) die bestreden, gehinderd of gestoord kunnen worden. De doelpackages zijn eenvoudig en begrijpelijk van opbouw, kunnen onderling gedeeld worden en bevatten voldoende informatie voor doelacquisitie (opsporing) en doelbestrijding. Ze zijn in drie prioriteiten onderverdeeld:

Prio 1: Doelen met de hoogste prioriteit waarvan de bestrijding essentieel is voor het succes van de operatie. Acquisitie en bestrijding genieten de hoogste prioriteit. Bij de doelbestrijding is ‘timing’ belangrijk voor het verloop van de operatie. Doeluitschakeling is een beslissing van de commandant RCS en kan niet worden gedelegeerd. Een ‘ijzeren voorraad’ munitie en bestrijdingsmiddelen staat hier continue voor gereed. Aanbreken hiervan moet worden gemeld aan de brigadecommandant, maar behoeft NIET diens voorafgaande toesteming.

Prio 2: Doelen met een gemiddelde prioriteit. Doeluitschakeling is een gedelegeerd besluit naar de acquiserende sensor. Gereduceerde taakuitvoer sensor of tijdelijke tekorten aan munitie, bestrijdingsmiddelen worden aanvaard.

Prio 3: Gelegenheidsdoelen met een lage prioriteit. Doeluitschakeling is een gedelegeerd besluit naar de acquiserende sensor, mag maar niet ten koste gaan van de verdere taakuitvoering van de sensor en leiden tot tekorten aan munitie of bestrijdingsmiddelen.

Doelpackages zijn gestandaardiseerd en delen ervan (met name positiedata en CEMA-data) kunnen digitaal in doelbestrijdingssystemen worden verwerkt. In de doelanalyse zijn in bepaalde gevallen ook technische wapengegevens opgenomen, zodat bestrijdingswapens of bestrijdingsmunitie optimaal kunnen worden afgesteld v.w.b. invalshoek, explosietijd, explosierichting, beperking collateral damage, herhaal frequentie van bestrijding, combinatie van bestrijdingsmiddelen en energie per frequentiegolf, enz.

 

Doelacquisitie

Doelacquisitie vindt plaats door de sensoren van het RCS en civiele sensoren. De opbrengst van de sensoren van het RCS wordt in de doelidentificatiecapaciteit van het C2-subsysteem gekoppeld aan de opbrengst van de civiele sensoren. De doelidentificatiecapaciteit houdt overzicht, zet vragen uit, geeft aanvullende opdrachten en ‘jaagt’ op internet over informatie over de doelen op de prioriteiten lijst en de eventueel geboekte resultaten die via social media getoond worden. Hier worden ook opdrachten verstrekt voor verlenging van de acquisitie periode, herhaling van de acquisitie, overgeven van doelen aan elkaar of aan andere sensoren, inzetduur sensoren, gevolgen van atmosferische of weersbeperkingen en opdrachten voor opname collateral damage. Gezien de dynamiek van moderne gevechten. De doelidentificatiecapaciteit werkt nauw samen met de analysecapaciteit die de resultaten van de doelacquisitie van de doelen op de prioriteiten lijst afweegt tegen het oogmerk van de opdracht en adviezen kan geven over (herhaalde) doelbestrijding of zelfs (on)mogelijkheden van grondmanoeuvres.

Doelacquisitie door Open Source Intelligence (OSINT). Beelden en teksten van Social Media kunnen vaak onbedoeld nuttige informatie voor de tegenstander opleveren.

Doelacquisitie is niet eenvoudig. Doelen zijn niet altijd gemakkelijk ter herkennen, zijn mogelijk al deels beschadigd, kunnen worden gemaskeerd of de acquisitieafstand is te groot voor de (technische) mogelijkheden van de sensoren. Ook kan de vijand actieve tegenmaatregelen nemen (counter RCS), die de effectiviteit van een sensor degraderen. Daarnaast zijn er vaak ook civiele actoren in de omgeving aanwezig, die deels een hulp en deels een bedreiging kunnen zijn. Doelacquisitie vraagt ook om een grondig omgevingsbegrip en inzicht in het gedacht verloop van de operatie. Alleen kan de gedelegeerde bevoegdheid om doelen uit te schakelen met goed succes worden uitgevoerd.

Doelbestrijdingscomplex. Artillerie maakt met prioriteit gebruik van loitering ammunition om de eindgeleiding te optimaliseren.

Plaatsbepaling bij doelacquisitie moet d.m.v. drones en CEMA automatisch plaats vinden. Bij moderne geo-gerefereerde sensoren is dit geen probleem, waarbij overigens wel rekening moet worden gehouden met ‘spoofing’ van het satellietsignaal door de tegenstander. Technieken die gebruik maken van aarde-inertie i.p.v. satellietsignalen winnen aan kwaliteit en kunnen op termijn een oplossing hiervoor bieden. Ook blijft multi-azimuth benadering een uitstekende optie, die met gebruik van AI vrijwel automatisch kan plaatsvinden. Nadeel is wel dat hiervoor meerdere sensoren nodig zijn of dat één sensor een langer pad moet afleggen om meerdere meethoeken te bereiken. Het gebruik van rangefinders op een sensor lost dit op, maar maakt een sensor weer actief, waardoor hij gemakkelijk op te sporen en te bestrijden is. Vanwege vijandelijke counter RCS-maatregelen, waaronder storing en misleiding, moeten menselijke bedienaars van sensoren wel getraind blijven in het vaststellen van locaties van doelen d.m.v. relativering aan terreinkenmerken in combinatie met (digitaal) gedetailleerd kaartmateriaal.

 

Doelbestrijding

Bij doelbestrijding zijn keuze, zwaarte, lengteduur, spreiding, frequentie en timing van het bestrijdingsmiddel van belang. Het proportionaliteitsbeginsel en subsidiariteitsbeginsel zijn (i.v.m. het Humanitaire Oorlogsrecht) van toepassing. Niet alleen bij de commandant van het RCS, maar ook bij gedelegeerde bestrijdingsbevoegdheden naar sensorcommandanten is dit een verantwoordelijke taak. Doelbestrijding is daarom een vak apart en moet daarom een specialiteit op brigade niveau, BVE RCS en andere sensoren worden. Door middel van het Collateral Damage Estimate kan van tevoren een inschatting worden gemaakt van bijkomende omgevingsschade en van nablijvende restschade op het doel. Dit laatste is van belang bij infrastructurele doelen die (later) mogelijk voor eigen gebruik nodig zijn.

Effectieve doelbestrijding kan naast direct of indirect vuur, ook met gevechtshelikopters of gevechtsvliegtuigen plaatsvinden, zoals met de gevechtshelikopter AH-64 Apache.

Bij doelbestrijding moet de fysieke acquisitieafstand tot de doelen natuurlijk in verhouding zijn tot de fysieke uitwerkingsafstand van de bestrijdingsmiddelen. Anders wordt de sensor vernietigd of beschadigd bij doelbestrijding. Dit geldt niet voor goedkopere, verwerpbare en onbemande sensoren. Deze kunnen wel worden geofferd voor effectievere doelbestrijding. Offeren bij doelacquisitie ligt minder voor de hand vanwege het ontdekkingsgevaar door de tegenstander die hierdoor tegenmaatregelen kan nemen. Tenzij de bestrijding binnen enkele seconden of minuten plaatsvindt en zijn reactietijd te kort is.

Doelbestrijding kan ook met gevechtshelikopters en gevechtsvliegtuigen plaatsvinden. 3D deconflictie (in tijd op plaats) gebeurt door het C2-systeem in combinatie met de Joint Fires Observer Groups en zelfs de gelegenheidswaarnemer. De munitie van de vliegende platforms maakt steeds meer gebruik van grond eindgeleiding of eindgeleiding die in de munitie zelf is opgenomen. 3D deconflictie is ook van belang bij bewapende drones of suïcide drones.

Gevechtsondersteuning

Gevechtsondersteuning is ook van belang voor het RCS. Zoals al eerder gesteld bij mobiliteit en contramobiliteit, moeten (sensor) eenheden over mogelijkheden beschikken om bestaande en kunstmatige hindernissen te overwinnen, of worden vertraagd of gestopt om doelbestrijding effectiever te maken. De mobiliteits- en contramobiliteitsmiddelen moeten theoretisch opgenomen zijn in of bij de (grond)sensoren. De mobiliteitsmiddelen variëren van jetpacks, bootjes, bruggetjes tot uitschuifbare ladders en mijnenontmanteling methodes. Bij contramobiliteitsmiddelen kan gebruikt worden gemaakt van inheems materieel (in bossen en steden) of van ingebracht kunstmatig materieel zoals mijnen, IED’s en incapacitantia. Deze kunnen worden ingereden, ingedragen, ingevlogen of ingeschoten. Of zijn, zoals gezegd, van huis uit opgenomen in of nabij de sensoren.

 

Gevechtslogistieke ondersteuning

Het RCS heeft logistieke ondersteuning nodig. Dit is voor achterwaartse elementen eenvoudig te organiseren, maar vraagt voor meer voorwaarts opererende elementen een zorgvuldige planning. Dit document is niet de plaats om dit in detail uit te werken, maar speciale logistieke aandacht vraagt het munitieverbruik van lange afstandsartillerie, geneeskundige afvoer van voorwaartse sensoren, munitiebehandeling van bewapende drones en een eventuele energievoorziening van robots.

Het Russische Strelets tablet is operable met de signalen/data van de meest voorkomende sensoren en met het artillerie C2-systeem. Via het Strelets tablet kan een verkenner of waarnemer gemakkelijk een doelcoördinaat invoeren.

Tijd en ruimte factoren

De tijd en ruimte factoren hangen af van de militaire context, de vijanddreiging en samenstelling (snel en kort bij een grote vijanddreiging, trager bij een latentere vijanddreiging) en het niveau van inbedding (kleiner bij brigadeniveau en groter bij divisieniveau). De vuistregel is dat de ruimte factoren in lijn moeten zijn met de reikwijdte van de eigen strike-middelen en tenminste het tweede echelon, de C2 middelen en de strike middelen van de tegenstander moeten kunnen bereiken. De tijd factoren moeten in lijn zijn met het eigen reactievermogen van de manoeuvre. Dit betekent dat het effect van de strike en het (on)vermogen van herstel van de vijand tijdig moet kunnen worden uitgebuit door eigen manoeuvres/operaties. Indien dit niet mogelijk is, brengen we de vijand weliswaar schade toe, maar is het recce strike complex niet in synchronisatie met het operatieplan.

107 Aerial Systems Battery beschikt o.m. over de X-300 Integrator. Dit onbemande verkenningsvliegtuigje heeft een vluchttijd van meer dan 24 uur, een plafond van 4572 m en een kruissnelheid van 100 km/u.

 

Command & Control (C2)

De strijdkrachten van de Russische Federatie maken bij hun RCS gebruik van een speciaal C2-systeem, het zogenaamde Strelets reconnaissance, command and control, and communications system (KRUS) [комплекса разведки, управления и связи (КРУС). Dit systeem werkt op het besturingssysteem Linux en kent onder meer draagbare, robuuste tablets voor doelacquistie en is operable met de signalen/data van de meest voorkomende sensoren en met het artillerie C2-systeem. Via het Strelets tablet kan een verkenner of waarnemer gemakkelijk een doelcoördinaat invoeren, die daarna door pelotons- of eskadronscommandant kan worden bevestigd en doorgezonden. Het signaal wordt real-time doorgezonden via UHF, VHF of satelliet naar doelbestrijdingsmiddelen. De Strelets tablet kent ook aarde-inertie mogelijkheden en kent zelfs bij de doelacquisitie een ‘friend-or-foe’ mogelijkheid.

 

Gewenste organisatie op brigade niveau

1. Sensor subcomplex:

a. BVE met twee Joint Fires Observer Groups, twee verkenningspeloton met hierin Squire grondradar, quadcopter, automatische CEMA-interceptiecapaciteit en Black Hornet drone, een ISR peloton (drie Puma drone groepen en twee CEMA stoorgroepen), strikepeloton (met 3 x 2 voertuigen (loitering mortier en Medium Range Anti Tank), Combat Service Support peloton. Alles met Fennek en Manticore voertuigen.

b. ISR-sensoren in de vorm van de Integrator X-300. Hiervan moeten er in een brigade vak tenminste twee tegelijk in de lucht kunnen. D.m.v. spoke-techniek (overgeven aan elkaar) kunnen voorwaartse sensoren mogelijk de besturing van de X-300 overnemen, zodat de reikwijdte wordt vergroot.

c. Civiele sensoren. Civiele sensoren worden (met hun medeweten of zonder hun medeweten) via het C2-systeem benut en ingebracht in het RCS systeem. Hieraan zijn juridische en ethische kwesties verbonden.

2. Doelbestrijdings subcomplex

a. Lange afstandsartillerie. Dit kan zowel raketartillerie als Pantserhouwitzer (PzH) artillerie zijn. De toewijzing hiervan is afhankelijk van de fase van het gevecht en de reikwijdte van de middelen. Gezien de reikwijdte en precisie van de raketten is raketartillerie van nature meer geschikt, maar omdat artillerie nooit in reserve wordt gehouden kan PzH artillerie ook worden ingezet. Artillerie wordt nooit voor de eigen linies ingezet, met uitzondering van zeer uitzonderlijke omstandigheden. Artillerie maakt met prioriteit gebruik van loitering ammunition om de eindgeleiding te optimaliseren. Mortieren maken geen deel uit van het doelbestrijdingscomplex maar wel van het (bewapende) sensor subcomplex

b. Een batterij bewapende drones. Bewapende drones is de (nabije) toekomst en maken deel uit van de RCS. Dit kunnen de door Nederland aangekochte MQ-9 Reapers (Commando Luchtstrijdkrachten) zijn of bewapende drones van coalitiepartners. Ook heeft de oorlog in Oekraïne laten zien dat bestaande CLAS-drones provisorisch kunnen worden bewapend. Link 16/22 dient als primaire verbinding

c. Een peloton CEMA-middelen. Een CEMA-stoorpeloton (drie voertuigen, liefst Fennek of Manticore, is voldoende. Voor het RCS kunnen kleinere CEMA-stoormiddelen meegegeven worden met de sensors.

d. Gevechtshelikopters. De steunrelatie hangt af van de bevelsrelatie. Hun inzet binnen het RCS hangt af van de luchtdreiging en grondluchtdreiging. Link 16/22 dient als primaire verbinding

e. Luchtsteun door gevechtsvliegtuigen. De inzet hangt af van de luchtdreiging, grondluchtdreiging, weersomstandigheden en beschikbaarheid. Link 16/22 dient als primaire verbinding

f. Eigen (bewapende) sensoren. De BVE RCS sensoren beschikken over een eigen strike-peloton

g. Eventuele cruise missiles. Vaak niet ter beschikking vanwege hun strategische waarde. Het RCS is daarentegen een tactisch concept

h. Manoeuvre eenheden. Bij uitzondering kunnen manoeuvre eenheden een rol spelen in het RCS, maar dan is er sprake van uitzonderlijke omstandigheden

i. Civiele effectoren. Er kan gebruik worden gemaakt van civiele effectoren. Milities kunnen bijvoorbeeld gevraagd worden om vernielingen aan te brengen en de bevolking kan verleid worden om toegangswegen te blokkeren of (civiele) infrastructuur te beschadigen. Ook kan de bevolking verzocht worden om vijandelijke C2-systeem te jammen, te ontregelen of te overspoelen met ‘zinloze’ informatie.

De IVECO Manticore met Remote Controlled Weapon Station, het nieuwe pantservoertuig voor de Koninklijke Landmacht, is uitermate geschikt voor gebruik door het Sensor subcomplex.

3. C2 Subcomplex

a. Doelidentificatiecapaciteit: 2 bewerkers, 3 militaire analisten, 3 systeem analisten

b. Stuurcapaciteit: hoofd, plaatsvervanger, 3D deconflictie, twee man current, twee man plans, logistieke plan capaciteit

c. analyse capaciteit: Databasemanager, twee collators, twee SOCMINT/OSINT specialisten, twee doelbestrijdingsmiddel (wapen) analisten

d. C2Ost capaciteit: 1 groep C2Ost personeel met een diversiteit aan mobiele communicatiemiddelen.

 

Mogelijke latere organisatie en optreden op divisieniveau

Er is een discussie of targeting niet beter op een hoger dan brigade niveau kan plaatsvinden. De voornaamste reden is hiervoor dat het brigadeniveau te complex en te log geworden is waardoor inerte traagheid ontstaat terwijl het tactische niveau juist om snelheid van handelen vraagt. Het tegenargument om targeting wel op brigadeniveau te houden is dat de reikwijdte en effectiviteit van wapensystemen op het tactische niveau targeting op grotere afstand nu juist mogelijk en haalbaar maakt. We moeten het alleen hiertoe nog effectief organiseren. Een ander argument voor targeting op brigadeniveau is dat het gevechtsveld ‘leger’ aan het worden is, waardoor de noodzaak voor targeting op brigadeniveau evidenter is geworden. Hierin kan weer worden ingebracht dat de reikwijdte van de op brigade ter beschikking komende raketartillerie niet in verhouding staat tot de manoeuvreafstand en snelheid van de manoeuvrebataljons van de brigade. Targeting heeft immers alleen zin bij afstemming op de (gewenste, voorafgaande of opvolgende) manoeuvre.

Tot het doelbestrijdingscomplex behoort ook het Remotely Piloted Aircraft System MQ-9 Reaper van het Commando Luchtstrijdkrachten. De bewapende drone heeft een plafond van 15 km en een maximum vliegduur van 27 uur.

In mijn ogen is dit afhankelijk van de context. Bij een relatief leeg slagveld met onafhankelijk opererende tactische eenheden hoort targeting thuis op het brigadeniveau die immers hiermee de mogelijkheid krijgt om doelen aan te grijpen buiten zijn onmiddellijke invloedcirkel. Hiermee krijgt hij de mogelijkheid om zijn eigen (grond) gevechtskracht niet te snel gebonden te laten raken en houdt dus lang(er) vrijheid van handelen. De tijd/ruimte factoren zijn dan immers groter en kunnen door een goed opgezet en uitgevoerd targeting proces ook groot gehouden worden. Bij een dichter slagveld moet een brigade snel(ler) kunnen reageren op wijzigende tactische omstandigheden en kan het targeting proces in dit geval beter naar een hoger niveau worden overgeheveld. De tijd/ruimte factoren zijn dan immer op het brigadeniveau kleiner, waardoor de brigade geen tijd en ruimte meer heeft voor een goed targeting proces.

Als er een RCS complex op divisie niveau moet worden georganiseerd, moet de kwantiteit van de middelen groter. Het sensorsysteem krijgt dan al snel de omvang van een bataljon die in de breedte of de diepte kan worden georganiseerd en bestaat uit meerdere soorten sensoren boven, onder of naast elkaar. Deze capaciteitsvergroting maakt het ook mogelijk om sensoren in tijd af te wisselen, zodat er rust ontstaat en de bevoorrading en instandhouding kan worden georganiseerd voor de sensoren.

Met een groter RCS complex ontstaan er ook mogelijkheden om tirailleurcapaciteit toe te voegen. Deze tirailleurcapaciteit (stormpelotons) kan worden ingezet voor objectbeveiliging voor kritieke infrastructuur bij terugtochtwegen, beveiliging van kwetsbare sensoren, vertragen van delen van de vijand, en het uitvoeren van raids.

Hetzelfde geldt voor (contra) mobilteitseenheden. De toevoeging van twee pionierpelotons, één voor mobiliteit en één voor contramobiliteit, vergroot de mogelijkheden voor het bewerken van de omgeving ten gunste van de eigen sensoren en ten nadele van de vijand. Vooral in verstedelijkt gebied is dit belangrijk. Deze pionierpelotons voeren niet alleen zelf (contra) mobiliteitsmiddelen mee, maar maken ook gebruik van natuurlijke en civiele middelen die in het toegewezen operatiegebied aanwezig zijn.

De Tweede Wereldoorlog en de oorlog in de Oekraïne leren ons dat doelacquisitie in een dicht gevechtsveld niet altijd eenvoudig is. De dichtheid van het slagveld en de maskeringsmaatregelen van de vijand reduceren de effectiviteit van de sensoren. In de Tweede Wereldoorlog werd daartoe het concept ‘recce by fire’ ingevoerd. Dit betekende dat verkenningseenheden en vliegtuigen (sensoren) gevechten moesten uitlokken om vijandelijke opstellingen en vijandelijke eenheden te kunnen opsporen. Dit aspect is thans minder van belang gezien de ogenschijnlijke onontkoombare elektromagnetische uitstraling van veel eenheden en de hoeveelheid beschikbare drones. Maar bij disconnected optredende tegenstanders kan dit concept snel aan belang toenemen en moet dus weer beoefend worden. Dit betekent wel dat (1) vuurkracht en (2) incasseringsvermogen/bescherming van de verkenningseenheden moet worden vergroot. Bij de keuze van de opvolger van de Fennek moet hierover worden nagedacht.

Tijdens de oefening ‘Deep Strike’ werd aan de brigade een batterij M142 High Mobility Artillery Rocket Systems (HIMARS) toegevoegd met een bereik van 300 km. Bewapening 6 x M30/M31 of 1 x ATACMS raket.

Grondgebonden manoeuvre-eenheden kunnen ook een rol spelen bij RCS op divisie niveau. Hierbij kan gedacht worden aan ingebracht kleinere Air Mobile of Air Manoeuvre eenheden, die al dan niet met grondmobiliteit bepaalde doelen voor hun rekening kunnen nemen voor doelacquisitie of zelfs doelbestrijding. Het uitvoeren van kleine, snelle Air Manoeuvre Raids met helikopters heeft immers zijn waarde in de geschiedenis bewezen. Extractie van deze eenheden is hierbij een gevoelige fase. Dit aspect is beoefend in de commandopost-oefening van de 43 Brigade ‘Deep Strike’. In deze oefening formeerde de brigade een ‘deep battalion’ bestaande uit een tankeskadron, een verkenningseskadron (met extra ISR capaciteit in de vorm van drones, CEMA en radar middelen), pantserinfanteriecompagnie (met extra antitank capaciteit) en 3 pelotons voertuiggebonden 120 mm mortieren (AMOS). Aan de brigade organieke artillerie middelen werd een batterij HIMARS en een batterij drones toegevoegd.

Opmerkelijk was de afwezigheid van geniemiddelen bij de diepe eenheid. Eén van de belangrijkste ervaringslessen van deze oefening Deep Strike was dat er een speciale, grotere eenheid nodig was om de diepe targeting operatie van de brigade uit te voeren. Quote: ‘One of the most important reasons the enhanced Brigade was more succesfull than the brigade in its as-is composition, were the extra capabilities which conducted the deep operation. The enhanced Brigade was able to deny the enemy’s initiative by presenting the opponent with multiple problems due to the addition of multiple sensors and shooters. A dedicated deep operation unit must be able to field with multiple sensors, to fix by creating counter-mobility effects and to strike High Pay Off Targets with long range mobile strike capability’ unquote. Ook werd de behoefte aan longe range artillery onderkend met meer redundancy om de eigen kwetsbaarheid ten opzichte van counter-battery fire te mitigeren. Het eigen aanwezige brigade sensor and shooter capaciteit werd als te klein omschreven, te weinig robuust en niet over genoeg afstand beschikkend. Ook moest de eigen mobiliteit groter, was er behoefte aan CEMA capaciteit op het laagtactisch niveau en moest rekening worden gehouden met grotere CBRN dreiging. Beheersing van het EMS was zeer belangrijk. Ook moest de brigade leren om meer ‘disconnected’, ‘decentralised’ en ‘dispersed’ op te treden.

 

Overige opmerkingen

De reikwijdte van de RCS is belangrijk. De vraag is tot hoever naar voren, opzij en naar achteren het RCS zich uitstrekt. Met toevoeging van civiele sensoren kent de reikwijdte immers theoretisch geen grenzen meer. Maar een te uitgestrekt RCS leidt tot een cognitieve overload van het C2-subsysteem en vergroot de eenzaamheid en dus de kwetsbaarheid van het sensor subsysteem. Het hoofdaandachtsgebied van de RCS ligt daarom naar voren en slechts beperkt opzij. Dit alles binnen de reikwijdte van de binnen de brigade beschikbare doelbestrijdingsmiddelen.

Het handhaven van moreel is een belangrijk aspect. De verder naar voren gepositioneerde middelen staan immers bloot aan zware mentale druk door gebrekkige logistieke ondersteuning en een veelvoud van vijand, terwijl de verder naar achter gepositioneerde middelen het doelwit kunnen zijn van vernietigende counter-RCS middelen van de tegenstander. De beste manier om het moreel hoog is overigens het boeken van succes. Het ontwikkelen van een snel, krachtig en succesvol RCS systeem is dus belangrijk.

De brigade dient tevens na te denken over een counter RCS systeem. Ook de tegenstanders past RCS toe en tegenmaatregelen ter bescherming van de eigen gevechtskracht is nodig. Het RCS systeem moet hier advies over uitbrengen en actief meedenken over tegenacties. Het dispersed optreden en vaak verplaatsen van eenheden, C2-middelen, voorraden en sensoren zonder toename van de EMS-signatuur is hiervan een mooi begin.

De brigade dient tevens na te denken over een counter RCS systeem, inbegrepen anti-drone middelen. Hier een anti-drone systeem van Raytheon Missiles & Defence.

Automated Targeting moet verder worden ontwikkeld. Automated Targeting is een systeem waarbij waarneming en identiteitsbevestiging van een doel wat op de doelenlijst staat, automatisch een vooraf ingestelde ‘strike’ tot gevolg heeft. Grote voordeel hiervan is snelheid met het hierbij behorende psychologische voordeel op de tegenstander. Nadeel hiervan is dat de menselijke interventiemogelijkheden beperkter zijn en beoordeling van collateral damage een minder grote rol zullen spelen.

Advanced Targeting is het ultieme niveau wat bereikt kan worden. Advanced Targeting betekent dat door middel van tijdgelaagdheid ‘strikes’ qua ligging, soort en intensiteit dusdanig kunnen worden uitgevoerd dat een te bestrijden doel in een bepaalde richting of gedrag wordt ‘verleid’ of ‘gedwongen’. En dat een grotere doelstelling of een groter effect wordt bereikt, al dan niet in combinatie met grond- of information manoeuvre.

Counter Battery Fire blijft belangrijk voor het RCS. Hierdoor wordt immers het vermogen van de tegenstander verminderd om het eigen RCS te degraderen. Overigens blijft, naast terugschieten, ook dispersed optreden en shoot-and-scoot van groot belang om de kwetsbaarheid van de vurende elementen van het RCS zo klein mogelijk te maken.

Bij de munitiekeuze geniet precisie-munitie de voorkeur maar de rol van conventionele munitie is niet uitgespeeld. Deze is goedkoper en in grotere hoeveelheden beschikbaar. Precisie-munitie geniet de voorkeur bij mobiele en/of gepantserde doelen. Ongepantserde en meer statische doelen, zoals hoofdkwartieren, zenders, radars en logistieke installaties, kunnen ook met conventionele munitie worden bestreden, tenzij er een belangrijke reden is voor hun onmiddellijk vernietiging.

May The Recce Strike Force Be With You.

1.  Mogelijk zijn doeleffectuering of doelbenadering betere woorden dan doelbestrijding. In de Engelse taal wordt vaak targetengagement gebruikt.
2.  De geschetste organisatie is bedoeld voor Heavy en Medium Infantry Command en niet voor Rapid Reaction Command. De aard van het optreden en de militaire inzetcontext verschillen hiervoor te veel.

Andere artikelen

VETERANEN

VETERANEN Nederland kent in totaal ongeveer 130.000 militaire veteranen. Deze groep bestaat uit ongeveer 100.000

Lees verder »
Login ledengedeelte VOAWEB