Figuur 7a dispositie Duitse eenheden rond de Rijnbrug 17 september
Figuur 7a dispositie Duitse eenheden rond de Rijnbrug 17 september

“In die Zähne fahren” – deel II

Dit is het tweede deel van het artikel “In die Zähne fahren”. Het behandelt de operaties rondom Arnhem in 1944 aks gevolg van Market Garden. Het bijzondere van dit artikel is dat het met name vanuit het Duitse perspectief is bekeken.

Er is veel geschreven over de geallieerde luchtlandingsoperatie Market Garden van september 1944. Vooral de 75-jarige herdenking van deze slag leverde een nieuwe serie publicaties op. Veel van deze publicaties behandelen voornamelijk het geallieerde optreden, maar recentelijk zijn er ook een aantal boeken en artikelen verschenen die de succesvolle Duitse tegenreacties beschrijven. Onder andere op basis van archieven van betrokken Duitse eenheden en dagboeken van Duitse militairen. Dit artikel geeft een overzicht van de Duitse tegenreacties rond Arnhem, waarbij ook kort het relevante Duitse optreden rond Nijmegen wordt aangehaald. Het begint met een kort overzicht van de dispositie van de Duitse eenheden en behandelt daarna chronologisch de tegenreacties. Het sluit af met een korte beschouwing. Het geallieerde optreden rond Nijmegen en Arnhem wordt als bekend verondersteld.

Omstrengeling en versterkingen (18 september)

In de nacht van 17 en 18 september was het chaos rond de noordelijke oprit van de Rijnbrug bij Arnhem. De Duitsers hadden geen overzicht van de Britse posities, maar probeerden toch tegenacties te coördineren met inzet van Kampfgruppe ‘Brinkmann’ (10 SS verkenningsbataljon en achtergebleven delen van SS bataljon Euling). Om 04.00 uur ’s nachts meldde majoor Knaust zich bij de commandopost van Harzer. Hij was commandant van het Wehrmacht Panzergrenadier Training en Depot Bataljon ‘Bocholt, bestaande uit vier compagnieën. Belangrijker was dat hij tanks bij zich had, namelijk acht Panzer Mark III en IV, voorheen gebruikt voor rijlessen in Bielefeld en via Zedam naar Arnhem verplaatst. Knaust werd onder bevel van Kampfgruppe ‘Brinkmann’ geplaatst, waardoor SS bataljon ‘Euling’ compleet vrij gemaakt kon worden en richting Nijmegen kon verplaatsen via het veer bij Pannerden. In de ochtend van 18 september vielen de troepen van Brinkmann aan en zware huis-aan-huis gevechten met het 2e Parabataljon van Frost waren het gevolg. Een pantserraid aanval onder de tunnel van de brugoprit mislukte echter en eindigde in zware Duitse verliezen. De DivCP van de 10e SS Panzerdivision Frundsberg werd van Didam naar Pannerden verplaatst.

Iets na 09.00 volgde echter een tweede pantserraid aanval. Dit maal vanaf het zuiden over de Rijnbrug heen. SS kapitein Gräbner (9e SS verkenningsbataljon) was op eigen beweging vanuit Nijmegen terug naar het noorden gereden. Gräbner was een echte ‘verkenner’ en een man van actie en besloot d.m.v. een pantserraid de Britse parachutisten te overrompelen. Een dergelijke tactiek was in Rusland en Normandië vaak succesvol gebleken. De 22 pantservoertuigen van Gräbner denderden over de brug. De voorop rijdende gepantserde voertuigen (Puma’s) slaagden er in als schietend door te breken en de noordzijde te bereiken, maar de volgende met infanterie volgeladen halftracks, lukte dit niet. Ze werden op de noordelijke afrit van de brug vernietigd door Brits antitank- en mitrailleur vuur van het 2e Parabataljon van Frost. De paar overlevenden van de eenheid van Gräbner, die zelf ook werd gedood, sprongen van de brug af of vluchtten terug naar de zuidelijke oprit.

De bedoeling was dat al de eenheden van Division ‘von Tettau’ bij dagaanbreken op 18 september de landingsgebieden vanuit het westen zouden aanvallen, maar niet alle eenheden waren op tijd. Het Nederlandse SS wachtbataljon van Helle zou ten zuiden van de Ede-Arnhem weg aanvallen als noordelijke aanvalsmacht optreden. In het midden zou SS Kampfgruppe ‘Eberwein’ aanvallen langs de Ede-Arnhem spoorlijn. De zuidelijke aanvalsmacht werd gevormd door SS Kampfgruppe ‘Lippert’ die zou aanvallen in de as Renkum-Heelsum. De tussengelegen gebieden werden afgedekt marine eenheden en Luftwaffe eenheden. De aanval verliep voorspoedig. Er was weinig vijandweerstand, hoewel de onervaren eenheden meer verliezen leden dan de meer ervaren eenheden. Rond 15.00 uur werd de westrand van de geallieerden landingsgebieden bereikt en het Nederlandse SS wachtbataljon van Helle had zelfs het landingsterrein overgestoken en de oostrand van de Ginkelse heide bereikt. Kampfgruppe ‘Lippert’ had intussen de landingsterreinen ten zuiden gepasseerd en was op weg naar Oosterbeek. Maar op dat moment begon de tweede slag landingen.

De landingsterreinen werden verdedigd door eenheden van de Britse 1e Airlandings Brigade, die in gevecht waren met de eenheden van Division ‘von Tettau’. De tweede slag luchtlandingen, bestaande uit de 4e Parachute Brigade van Hackett deed de gevechten kantelen, hoewel de Britten bij de landingen zware verliezen leden, o.a. door vuuropening van de Nederlandse SS-ers van Helle die intussen al een landingsterrein hadden overlopen. Het Nederlandse SS-bataljon van Helle raakte hierbij echter haar interne samenhang kwijt en desintegreerde compleet, o.a. door falend leiderschap van Helle zelf. Hierdoor bestond de noordelijke van de drie aanvalsassen van de Division ‘von Tettau’ feitelijk niet meer. De zuidelijke as (Lippert) stond intussen ook onder druk door de nieuwe landingen. Haar aanval kwam ook tot stilstand om haar noordelijke flank nu moest worden afgedekt om de nieuwe dreiging te keren.

Generaal von Tettau, bracht intussen orde in de chaos en herstelde het evenwicht in de Duitse linies. Hij gaf SS bataljon ‘Eberwein’ opdracht op de aanval langs de spoorlijn Ede-Arnhem met kracht voor te zetten en zojuist gelandde Britse eenheden aan te vallen. Een nieuw gearriveerde Sicherheits Regiment ‘Knoche’ kreeg opdracht om de noordelijke aanvals-as van Helle over te nemen en de Britten uit de bossen ten oosten van de Ginkelse heide te verdrijven, waarbij de aanval vanuit het noorden moest worden ingezet om de open vlaktes te omtrekken.

Terwijl de bataljons van de 1e Airlandings Brigade de aanvallen van von Tettau afsloegen, zetten de zojuist gelande bataljons van de 4e Parabrigade zetten direct de opmars in richting Arnhem en probeerden door de linies van de 1e Parabrigade en ten noorden ervan door te breken naar de brug. Maar ook deze nieuwe eenheden liepen onmiddellijk vast in de steeds sterker wordende Sperrlinie van Kampfgruppe ‘Spindler’, die zich inmiddels uitstrekte van de Rijnoever tot en met de Ede-Arnhem weg. Van noord naar zuid bestond de linie uit Kampfgruppe ‘Krafft’, Kampfgruppe ‘Bruns’ (Wehrmacht), Kampfgruppe ‘von Allworden ’, Kampgruppe ‘Gropp’ en Kampfgruppe ‘Müller’. Als extra versterkingen waren inmiddels nieuwe eenheden van SS Panzergrenadierregiment 19 en 20 (behorende tot 9e SS Panzerdivision Hohenstauffen) aangevoerd. De restanten van het 9e SS Aufklärungs Batallion van de gesneuvelde Gräbner bezette de zuidzijde van de Rijnoever en kon flankerend vuur uitbrengen op de noordzijde. Achter de Sperrlinie van Spindler was nog de nieuw gevormde Kampfgruppe ‘Harder’ aanwezig als reserve. De Duitsers beschikten over steeds meer zwaar geschut. Bovendien konden de aanvallende Britse parachutisten alleen maar snel progressie maken als ze de doorgaande wegen benutten en juist deze wegen lagen onder vuur van het zware Duitse geschut. De gevechtswaarde van het 1e en 3e Britse Parabataljon was inmiddels ernstig gereduceerd door de zware gevechten. De nacht van 18 op 19 september werd gebruikt voor de hoognodige onderlinge coördinatie tussen de Britse eenheden, gehinderd door gebrekkige verbindingen en onbekendheid met de lokale situatie.

Veldmaarschalk Model had ook niet stil gezeten en gezorgd dat meer en meer eenheden de vechtende troepen onder bevel werden gesteld van 2e SS Panzerkorps. Ondermeer arriveerden deze dag een politie bataljon uit Apeldoorn, een Nederlands Landstormbataljon bataljon uit Hoogeveen, een geniebataljon (met flammenwerpers) uit Glogau, de al eerder genoemde Kampfgruppe ‘Knaust’, een compagnie Tiger I tanks uit Paderborn, de SS Werferabteilung 102, 9 separate Alarmeinheiten van compagniesgrootte, twee Panzerjäger compagnien van Herford en zes Luftwaffe compagnieën. Bittrich verdeelde ze over de Hohenstauffen en Frundsberg. Andere eenheden waren nog onderweg.

Nijmegen

SS kolonel Harmel (cdt 10e SS Panzerdivision Frundsberg en op 18 september teruggekeerd uit Berlijn) nam intussen krachtig de leiding op zich over de gevechten aan de noordzijde van Nijmegen. Omdat de noordelijke oprit van de Rijnbrug bij Arnhem in Britse handen was derouteerde hij al zijn toegewezen eenheden via het veer van Pannerden, waar intussen zijn geniebataljon een intensieve veerdienst was begonnen als aanvulling op de civiele pont, die bovendien te licht was voor tanks.

Alle overgezette eenheden werden aanvankelijk onder bevel van SS kapitein Reinhold geplaatst, die verantwoordelijk werd voor de verdediging in Lent, ten noorden van de Waal. Het rond het middaguur arriverende SS bataljon ‘Euling’, werd de Waalbrug overgestuurd en kreeg opdracht aan de zuidzijde een bruggenhoofd te vormen en contact te maken met de in de stad vechtende troepen van Kampfgruppe ‘Henke’. De zich nu snel versterkende Duitse eenheden in Nijmegen, aangevuld met arriverende Sturmgeschutze en tanks van de 10e SS Panzerdivision Frundsberg, slaagden erin op de aanvallen van Amerikaanse parachutisten in Nijmegen richting de Waalbrug te stoppen.

De aanval op de bruggenhoofden ten oosten van Nijmegen vorderde ook relatief goed en bedreigde de Amerikaanse landingsterreinen. Amerikaanse paracompagnieën uit Nijmegen moesten worden teruggehaald om de Duitse aanval te stoppen. Ook hier vond in de middag van 18 september de tweede slag landingen plaats. De combinatie van aanvallende Amerikaanse paracompagnieën en de tweede slag luchtlandingen was teveel voor de Duitsers die zich chaotisch terug trokken tot de rand van het Reichswald. In de loop van de middag arriveerden er echter betere Duitse gevechtseenheden in deze sector, namelijk gevechtsgroepen van de 3e en 5e Fallschirmjäger Division, behorende tot de door Model toegezegde eenheden van II Fallschirmjäger Korps van Meindl. Deze eenheden konden echter pas op 19 september worden ingezet.

De situatie in Nijmegen zelf werd rustiger en pas in de middag van 19e september zouden de gevechten in hevigheid toenemen, met een nieuwe arriverende eenheid. Dit maal echter een geallieerde, namelijk de gepantserde eenheden van het Britse XXXste Corps van Horrocks, die via de brug bij Grave contact had gemaakt met eenheden van het 82 (US) Airborne Division.

Duitse insluiting (19 sept)

19 sept zou de dag van de waarheid worden, zowel in Arnhem als in Nijmegen. In Arnhem zetten de Britse bataljons van 1e en 4e Parabrigade de aanval in om 04.00 ‘s ochtends ten einde het 2e Parabataljon van Frost bij de noordelijke oprit van de brug te ontzetten. Het zwaartepunt lag in het lage gedeelte bij de Rijnoever. Om 07.00 liep deze aanval ‘onderlangs’ echter vast, ondermeer door het flankerend vuur van de restanten van Gräbner verkenningsbataljon vanaf gevechtsposities op de zuidoever van de Rijn. Ook meer naar het noorden, was de aanval van de Britse para’s om 10.00 vastgelopen in verbeten Duitse tegenstand. De rest van dag van 19 september was het toneel van aanvallende Duitse en terugtrekkende Britse eenheden richting Oosterbeek.

Intussen was de Kampfgruppe ‘Spindler’ weer versterkt. Ditmaal met stukken Sturmgeschutz III van de Wehrmacht Sturmgeschutz Brigade 280, die verdeeld werden over de diverse Kampfgruppen. De Duitsers hadden intussen ook de Britse para’s in het noorden ingesloten en hier hun Sperrlinie vervolmaakt. Hier vocht het SS bataljon van Krafft (parallel aan de Koningsweg) en Kampfgruppe ‘von Allworden’ (langs de spoorlijn) en ook hier liepen Britse aanvallen vast in moorddadig vuur van SS-ers en zwaar geschut van pantserwagens en stukken Sturmgeschutz.

Het 2e Parabataljon van Frost kreeg het deze dag ook zwaar te verduren. Hun perimeter was geslonken door de zware aanvallen van de beide Kampfgruppen ‘Brinkmann’ en ‘Knaust’, gesteund door zware artillerie, een batterij Nebelwerfers (raketwerpers), 88-mm FLAK geschut en zelfs enkele zware Tiger II tanks die inmiddels waren ingedeeld bij Kampfgruppe ‘Knaust’. De Duitsers waren gestopt met huis zuiveren met SS-Panzergrenadiers en overgegaan tot het met zware wapens direct richting vernietigen van de Britse opstellingen. De aankomst van meer zware tanks maakte de situatie van de mannen van Frost steeds nijpender, vooral omdat alle anti-tank munitie (PIAT’s) inmiddels vrijwel verbruikt was.

In de namiddag van 19 september zetten de Duitse eenheden van Kampfgruppe ‘Spindler’ de aanval in op de Britse perimeter. Ook vanuit het Westen waren de aanvalsgroepen van Division ‘von Tettau’ opnieuw aan hun opmars begonnen, waarbij SS bataljon ‘Eberwein’ Wolfheze veroverde en Kampfgruppe ‘Lippert’ de bossen ten westen van Heelsum zuiverde. Zelfs vanuit het noorden nam de Duitse druk toe me aanval van het Regiment ‘Knoche’ die de Ginkelse Heide en de bossen ten noorden van Wolfheze veroverde. En ook SS bataljon ‘Krafft’ had zijn verdedigingsposities verlaten en de aanval meer in zuidelijke richting ingezet.

Om 16.00 uur landde echter een Poolse ‘glider’ eenheid (van de 1e Poolse Brigade) op landingszone L tussen de Ede-Arnhem weg en de spoorlijn en raakte verzeild tussen de aanvallende elementen van SS bataljon ‘Krafft’, de terugtrekkende eenheden van de 4e Parabrigade van Hackett. De landing was een chaos, temeer omdat de Duitse Luftwaffe ingreep, en de Poolse eenheid desintegreerde. Overlevenden sloten zich aan bij de terugtocht van Hackett.

Verder arriveerde aan Duitse kant op 19 september een luchtverdedigingsbrigade van luitenant-kolonel Swoboda, bestaande uit 5 detachement met 88-mm luchtdoelgeschut, aangevuld met 20-mm en 37-mm luchtdoelgeschut en zelfs 105 mm artillerie. Deze met geïmproviseerd vervoer uit het Ruhrgebied aangevoerde eenheid, kreeg onmiddellijk de gehele luchtverdediging rond Arnhem onder bevel. Enkele individuele stukken werden bij de diverse kampfgruppen ingedeeld voor inzet tegen gronddoelen. Verdere luchtversterkingen waren eerder al de Luftwaffe Reich Jagdflieger Division 1. Haar 300 gevechtsvliegtuigen (verspreid over vliegvelden in geheel West Duitsland) zorgden voor tijdelijk Duits luchtoverwicht, intervenieerden bij de landing van de Poolse ‘glider’ eenheid en beschoten de zich terugtrekkende eenheden van de 4e Parabrigade van Hackett. Net zoals eerder de gehele luchtverdediging onder éénhoofdige leiding was geplaatst, coördineerde de Duitse lucht liaison officier (FLIVO) van de 1e Jagdflieger Division de inzet van de Duitse Luftwaffe. Het hoofdkwartier van de 9e SS Panzerdivision Hohenstauffen stond in rechtstreeks contact met de 1e Jagdflieger Division en kon de Geschwader-commandanten in de lucht naar hun doelen dirigeren.

Op artilleriegebied gebeurde overigens hetzelfde, want Artillerie Regiment 191 was door Heeresgruppe B ter beschikking gesteld. Aangevuld met de Nebelwerfers van SS Werfergruppe ‘Nickmann’ samengesteld uit restanten van de SS Artillerie Regiment 102 (korpsartillerie van 2e SS Panzerkorps), werd nu alle Duitse artillerie onder bevel van ‘ARKO 191’ geplaatst.

Nijmegen

Ten zuidoosten van Nijmegen arriveerden vanuit Keulen, op deze dag diverse elementen van 3e en 5e Fallschirmjäger Division, die zich samen met 406e Infanterie Division gereed maakten voor een aanval op Groesbeek en Nijmegen. De aanval door vier Kampfgruppen ‘Becker’, ‘Von Fürstenberg’, ‘Gresick’ en ‘Hermann’ zou op 20 sept om 0630 beginnen.

In Nijmegen zelf waren er intussen weer zware gevechten uitgebroken, maar de meeste aanvallen van 82 (US) Airborne Division liepen vast op de Duitse verdediging van SS bataljon ‘Euling’. Ook de aankomst van tanks van de Guards Armoured Division (XXX Corps) via de brug bij Grave gaf nog geen doorslag. SS bataljon ‘Euling’ (versterkt met wat Pzkw III tanks en FLAK 88 mm geschut) verdedigde het bruggenhoofd, Kampfgruppe ‘Reinhold’ het oostelijke gedeelte noord van de rivier de Waal en Kampfgruppe ‘Henke’ het westelijk gedeelte noord van de Waal. Het Duitse bruggenhoofd ten zuiden van de Waal slonk deze dag echter in omvang tot 1 km breed en slechts 300 meter diep. Veldmaarschalk Model verbood echter om terug te trekken en de Waalbrug (en spoorbrug) op te blazen omdat hij meende de brug voor latere Duitse offensieven nodig te hebben. Hij hoopte nog altijd op een snelle herovering van de Rijnbrug van Arnhem, zodat Duitse gevechtskracht vanuit Arnhem naar het front van Nijmegen gestuurd kon worden.

Wordt vervolgd.

Andere artikelen

Login ledengedeelte VOAWEB