figuur 15 Utrechtseweg 19 sept
figuur 15 Utrechtseweg 19 sept

“In die Zähne fahren” – deel III

Dit is het derde deel van het artikel “In die Zähne fahren”. Het behandelt de operaties rondom Arnhem in 1944 aks gevolg van Market Garden. Het bijzondere van dit artikel is dat het met name vanuit het Duitse perspectief is bekeken.

Er is veel geschreven over de geallieerde luchtlandingsoperatie Market Garden van september 1944. Vooral de 75-jarige herdenking van deze slag leverde een nieuwe serie publicaties op. Veel van deze publicaties behandelen voornamelijk het geallieerde optreden, maar recentelijk zijn er ook een aantal boeken en artikelen verschenen die de succesvolle Duitse tegenreacties beschrijven. Onder andere op basis van archieven van betrokken Duitse eenheden en dagboeken van Duitse militairen. Dit artikel geeft een overzicht van de Duitse tegenreacties rond Arnhem, waarbij ook kort het relevante Duitse optreden rond Nijmegen wordt aangehaald. Het begint met een kort overzicht van de dispositie van de Duitse eenheden en behandelt daarna chronologisch de tegenreacties. Het sluit af met een korte beschouwing. Het geallieerde optreden rond Nijmegen en Arnhem wordt als bekend verondersteld.

Insluiting in Oosterbeek en Waal-oversteek in Nijmegen (20 september)

Gedurende de nacht van 19 op 20 september werden de Britten alsmaar verder richting Oosterbeek teruggedrongen, agressief gevolgd door de eenheden van Division ‘von Tettau’, die zelfs hier en daar complete Britse eenheden insloot en tot overgave wist te dwingen. Vooral SS bataljon ‘Eberwein’ onderscheidde zich hierbij en wist in totaal 578 Britse krijgsgevangenen te maken. De successen van Division ‘von Tettau’ waren bewonderenswaardig. Hoewel soms bekritiseerd door zijn eigen (meer ervaren) ondergeschikten had generaal von Tettau uit diverse, totaal verschillende eenheden met variërende gevechtswaarde, toch een effectieve eenheid kunnen scheppen. En een Britse elite parabrigade zware schade toe kunnen brengen en op de vlucht kunnen jagen.

De snelle opmars van von Tettau, gecombineerd met de bedachtzamere maar effectieve aanvallen van Kampfgruppe ‘Spindler’ hadden wel als resultaat dat op 20 september de resterende en afgematte Britse para-eenheden opgesloten raakten in de Oosterbeek perimeter. Door de Duitsers ook wel ‘Hexenkessel’ genoemd. Sommige ingesloten Britse eenheden hadden zich zelfs door de Duitse linies moeten vechten om de perimeter te bereiken. Sommige parabataljons hadden nog maar 150-200 man en enkele compagnieën waren geslonken tot minder dan 40 man. De Duitsers leken de buit voor het grijpen te hebben. Het zwaartepunt van de Duitse aanval lag in het zuidoosten bij Kampfgruppe ‘Harder’. Het enige nadeel was dat de situatie in Nijmegen uit de hand was gelopen en dat geallieerde artillerie vanuit Nijmegen inmiddels het operatietoneel in Arnhem kon bevuren. In de voorafgaande nacht waren daarnaast wederom Duitse versterkingen aangekomen in Arnhem en naar het front gedirigeerd of opgedeeld over de bestaande kampfgruppen. O.a. was een Wehrmacht infanteriebataljon o.l.v majoor Bruhns gearriveerd, naast een als infanterie ingezette Marine Artillerie Afdeling en de MG-bataljons 37 en 41 (mitrailleur eenheden). Het over wat meer gevechtskracht beschikkende bataljon van Bruhns werd rechts van het SS bataljon van Krafft ingezet. Intussen hadden de Duitsers ook bevel gegeven en maatregelen in werking gesteld om de stad te ontruimen. Iedereen diende te vertrekken, met uitzondering van de nutsdiensten en openbaar bestuur.

Het 2e Parabataljon van Frost zat nog altijd gevangen in hun steeds kleiner wordende perimeter bij de noordelijke oprit van de Rijnbrug in Arnhem. De mannen van Kampfgruppe ‘Brinkmann’ hielden de druk op de Britse perimeter hoog, zowel in de nachtelijke uren als tijdens daglicht. Meer en meer werd echter huis zuiveren door infanterie vervangen door uitroken met ‘Panzerfaust und Flammenwerfer’. Honger, maar vooral dorst speelde de Britse para’s parten. De huizen die aan de oostzijde van de oprit stonden en de huizen aan de westzijde die het dichtst op de oprit stonden waren inmiddels al in handen van de Duitsers die gelijk begonnen enkele van de wrakken op de oprit te verwijderen. De eerste Frundsberg-eenheden staken donderdagochtend 21 september zelfs al over richting Nijmegen.

In de avond van 20 september werd met Kampfgruppe ‘Brinkmann’ een wapenstilstand afgesloten om gewonden te kunnen evacueren. Duitse versterkingen (restanten van Panzergrenadier Regiment 21 van de 10e SS Panzerdivision Frundsberg) werden in de nacht aangevoerd en onder bevel van SS majoor Brinkmann gesteld en de volgende ochtend zouden nog meer zware Tiger II tanks arriveren. In de nacht van 20 op 21 september was het echter voorbij en gaven de 200 overlevenden van het 2e Parabataljon van Frost zich over. Sommigen probeerden nog individueel naar Oosterbeek te ontsnappen, maar slechts weinigen slaagden hierin. 150 door 2 Parabataljon gevangengenomen Duitsers werden weer in vrijheid gesteld en weer opgenomen in de diverse kampfgruppen.

Nijmegen

De Duitse aanval ten zuidoosten van Nijmegen kwam laat op gang en om 09.30 was de situatie onduidelijk. Na aanvankelijk succes, liepen de Duitse aanvallen op de meeste plaatsen vast in goed georganiseerde verdediging van de Amerikaanse para’s en aan het einde van de middag was de aanval mislukt. Succes was er wel in de meest zuidelijke aanval van Kampfgruppe ‘Hermann’. Deze aanvals-as had Riedhorst en Mook veroverd en stond op het punt de brug bij Heumen te vermeesteren, waarover op dat moment de voertuigen van de grondeenheid, Britse 30e Corps reden. Maar een Amerikaanse tegenaanval, versterkt met tanks van de Britse Guards Armoured Division, heroverde Mook en dreef de Duitsers terug naar Riedhorst. Wyler werd nog wel veroverd door de 406e Landesschützen Division, maar Mook en Groesbeek bleven vast in Amerikaanse handen. De Duitse aanval op Nijmegen vanuit het zuid oosten was definitief mislukt.

In Nijmegen zelf verliep de strijd ook ongunstig voor de Duitsers, want om 15.00 uur, ondersteund door vuur van 40 Sherman tanks en 100 stukken artillerie stak het 3e bataljon van het 504 (US) Parachute Infantry Regiment plots ten westen van de spoorbrug in canvasboten de Waal over. Ze bestormen de Waaldijk en veroverden het hierachter liggende oude fort ‘Hof van Holland.’ De Duitsers waren volledig verrast en hadden in deze sector onvoldoende gevechtskracht om de Amerikanen tegen te houden. Snel werden kleinere gevechtsgroepen vanuit Lent en Valburg overgebracht om de Amerikaanse aanval richting de noordelijke oprit van de Waalbrug te stoppen, maar het was te laat. Temeer omdat op dat moment ook de eerste tanks van de Britse Guards Armoured Division de verdediging van SS bataljon ‘Euling’ had doorbroken en de brug overstaken. De Duitse verdediging in het bruggenhoofd stortte ineen en de Duitsers probeerden wanhopig de noordelijke Waaloever te bereiken, maar de meesten lukte dit niet. Ook de spoorlijnbrug viel in Amerikaanse handen. De opdracht van Model om de brug intact te laten had nu zeer negatieve consequenties. Harmel slaagde er wel in om een nieuwe verdedigingslinie in de lijn noord van Oosterhout-Ressen-Bemmel samen te stellen uit aanwezige en nieuw arriverende Duitse eenheden vanaf de veerdienst bij Pannerden.

Insluiting in Oosterbeek en opbouw nieuw front van noord van Nijmegen (21 september)

Na de overgave van het 2e Parabataljon van Frost was Kampfgruppe ‘Brinkmann’ op 21 september bezig met het opruimen van laatste geïsoleerde vijandweerstanden, afvoeren van de krijgsgevangenen en het weghalen van de wrakken van de gevechtsvoertuigen van het verkenningsbataljon van Gräbner. De brug was eindelijk vrij voor Duits gebruik en de gepantserde Kampfgruppe ‘Knaust’ stak rond het middaguur de brug over en werd onder bevel gesteld van de 10e SS Panzerdivision Frundsberg. Zijn kampfgruppe was intussen met meer tanks versterkt, waaronder enkele Tiger II tanks. Ook was hem een Schiffsstamabteilung (marine) toegewezen, maar die had weinig gevechtswaarde. Omdat de geallieerde tanks die de vorige dag Lent waren binnengetrokken niet verder waren opgerukt kon Kampfgruppe ‘Knaust’ ongehinderd Elst bezetten en de Duitse geïmproviseerde verdedigingslinie verdichten en versterken. De beveiliging van de Arnhem brug werd door een aangevoerd SS bataljon Landstorm Nederland overgenomen.

Rond Oosterbeek werd de ring steeds verder aangetrokken. De Duitsers hielden de druk hoog en gebruikten de tijd om hun eenheden te herordenen, te hergroeperen en versterkingen op te nemen in hun gelederen. Uit het westen van Nederland aangevoerde eenheden werden ingevoegd in Division ‘von Tettau’, waarbij minder ervaren eenheden wachtdiensten en zuiveringsacties kregen in het achtergebied en de meer ervaren eenheden in de frontlinie werden ingezet. De Division ‘von Tettau’ bestond inmiddels van zuid naar noord uit het ‘Wossowski’ bataljon van de trainingsregiment Hermann Göring, SS bataljon ‘Schulz’, SS bataljon ‘Eberwein’, SS bataljon ‘Helle’ en de SS bataljon ‘Lippert’ (Unterführerschule). Het SS bataljon Krafft was intussen van SS Kampfgruppe ‘Spindler’ overgeheveld naar Division ‘von Tettau’ en als bataljonsreserve terug naar Wolfheze gestuurd.

Aan de oostzijde van de perimeter besloot SS luitenant kolonel Harzer (9e SS Panzerdivision Hohenstauffen) om zijn tactiek te wijzigen om sneller progressie te kunnen maken. Hij liet zijn Kampfgruppen kleine gevechtsgroepen (Sturmpionieren) samenstellen en liet deze aanvallen in kleine sectoren, zodat een smalle maar diepe penetratie kon worden bereikt. Sturmgeschutze, tanks en halftracks moesten deze kleine gevechtsgroepen ‘voorwaarts schieten’. De nieuwe tactiek slaagde erin behoorlijke voortgang te bereiken en drie diepe penetraties in de Britse oostelijke linie te maken, maar wel tegen aanzienlijke verliezen. Ook bleven er ingesloten Britse weerstandsnesten over achter de Duitse linies, die ook geëlimineerd moesten worden.

SS kolonel Harmel zette intussen geïmproviseerd een Duitse aanval op de oostflank van de geallieerde penetratie noord van Nijmegen. Samengesteld uit overstekende Duitse eenheden bij Pannerden en arriverende Duitse troepen over de Rijnbrug bij Arnhem viel hij in de late middag van 21 september aan. Zijn aanvallen slaagden echter niet en liep vast in geallieerd artillerie- en tankvuur. Tegelijktijdig bewogen de geallieerden langzaam voorwaarts en hevige gevechten om uit te breken ten noorden van Nijmegen waren het gevolg. Het zachte polderland verhinderde effectieve ontplooiing van de Britse tanks van 30e Corps en Duits antitankgeschut, versterkt met enkele Sturmgeschutz en Tiger II schakelden aanzienlijke aantal tanks uit. SS kolonel Harmel slaagde er dan ook in om de Duitse verdedigingslinie te sluiten en te stabiliseren, zeker toen ook het restant van Kampfgruppe ‘Brinkmann’ vanuit Arnhem hem kwam versterken. Maar om 17.00 uur werden de Duitse maatregelen verstoord door de zoveelste geallieerde luchtlanding in hun rug. Ditmaal van het restant van de 1e Poolse Parabrigade bij Driel.

Poolse landingen bij Driel en insluiting in Oosterbeek (22 september)

Intussen werd de aanval op de perimeter ten noorden van de rivier ingezet op 22 september rond 08.00 uur voorgezet. De aanval op de Westerbouwing door het ‘Wossowski’ bataljon ging gepaard met zware verliezen aan Duitse zijde, maar slaagde erin om de Britse verdedigers te verdrijven. Het verlies van deze dominerende hoogte zou de Britten nog duur komen te staan. De andere aanvallende eenheden van Division ‘von Tettau’ vorderen slechts langzaam. Het Nederlandse SS wachtbataljon ‘Helle’ leed opnieuw dusdanig zware verliezen ondermeer door slechte leiding van de officieren. Dit deed de SS kolonel Lippert besluiten de eenheid op te heffen en de overlevenden te integreren in SS bataljon ‘Eberwein.’

De aanval vanuit het oosten met vier eenheden door Kampfgruppe ‘Spindler’ begon om 09.00 uur en maakte wel goede vorderingen, zeker met de ondersteuning van de nieuw gearriveerde Tiger II tanks. De eenheid van Spindler vocht zelf noord van de Utrechtse weg, in het midden vielen de eenheden van Müller en von Allworden aan. Aan de Rijnoever maakte Kampfgruppe ‘Harder’ goede progressie. De nieuwe gevechtsgroep tactiek van Harzer was succesvol. ’s Nacht hield hij de (psychologische) druk hoog door onophoudelijk vuur van zware wapens.

De Poolse luchtlandingen bij Driel verliepen niet zonder problemen. Slechts twee ‘zwakke’ bataljons werden gedropt. Duitse luchtafweergeschut en jachtvliegtuigen schoten vervolgens veel vliegtuigen neer van de terugkerende transportvliegtuigen. Ondanks de verrassing, reageerden de Duitsers opnieuw snel. Onder aanwijzingen van ARKO 191 begonnen de artillerie batterijen van Artillerie Regiment 191 en SS Werfergruppe ‘Nickmann’ salvo’s af te geven op de landingsgebieden. De op de zuidoever van de Rijn aanwezig zijnde restanten van het verkenningsbataljon van Gräbner en Kampfgruppe ‘Knaust’ in Elst openden met hun wapens massaal het vuur. SS luitenant-kolonel Harzer dirigeerde daarnaast extra reserve’s vanaf de noordzijde van de rivier over de Rijnbrug naar de zuidzijde om de nieuwe Poolse dreiging te weerstaan. Een nieuwe eenheid, Sperrverband Harzer werd gevormd om de Duitse activiteiten tegen de Polen te coördineren. Ze bestond uiteindelijk uit vijf eenheden, namelijk Marine Bataljon ‘Schörken’, Marine Kampfgruppe 642 ‘Köhnen’, Luftwaffe Bataljon ‘Kauer en Kustgeschut Bataljon 47. Ook de FLAK brigade Swoboda, MG bataljon 41 en Artillerie Regiment 191 leverde elk een ondersteunend detachement die onmiddellijk naar de zuid oever werden gestuurd. Ten zuiden van Sperrverband ‘Harzer’, sloten Kampfgruppe ‘Knaust’ en andere eenheden van 10e SS Panzerdivision Frundsberg aan. Heeresgruppe B bood daarnaast een extra regimentscommandpost aan (‘Gerhard’) om het bevel over Sperrverband Harzer over te nemen, zodat die zich weer op zijn divisietaken kon richten. In de nacht van 22 op 23 september werd ook Kampfgruppe ‘Brinkmann’ door het 2e SS Panzerkorps weer terug onder bevel van Sperrverband ‘Harzer’ gesteld en had opdracht gekregen om Driel aan te vallen.

De gelandde Polen konden weinig uitrichten omdat de veerpont onbruikbaar was gemaakt, maar slaagden er wel in de Duitse aanval op de Oosterbeek perimeter te verzwakken, waardoor de Britse para’s hier wat respijt kregen. De Polen vermeesterden Driel en probeerden een corridor te bevechten naar de rivier teneinde aansluiting te krijgen bij de Oosterbeek-perimeter. Het Duitse vuur vanuit de Westerbouwing (‘Wossowksi’ bataljon) verhinderde dit echter. De Poolse acties gingen ook gepaard met verhevigde aanvallen van Britse en Amerikaanse eenheden om vanuit Lent uit te breken richting noorden en westen. De aanval van Kampfgruppe ‘Brinkmann’ liep bijvoorbeeld vast door een flankaanval vanuit Valburg door eenheden van de 43e Wessex Division. Deze infanterie-eenheid had de spits van de Guards Armoured Division overgenomen en was beter geschikt om het in het polderlandschap tussen Nijmegen en Arnhem op te treden. De geallieerde toegenomen dreiging in dit gebied deed de Duitse leiding besluiten om nog een extra troef uit te spelen en het uit 45 fabrieksnieuwe zware Tiger II tanks bestaande Schwere Panzer Abteilung 506 aan te voeren. Volgens planning zouden deze zware tanks op 24 september arriveren.

De Britse perimeter in Oosterbeek was inmiddels tot 2 km2 geslonken. Voor de 23 september verordonneerde het Duitse opperbevel de eliminatie van de Hexenkessel. Veldmaarschalk Model reorganiseerde daarnaast de Duitse bevelsstructuur. Het 15e Leger van Von Zangen kreeg het gebied van de kust tot Rhenen, terwijl het 1e Fallschirmjäger Armee het gedeelte van Rhenen tot Roermond kreeg toegewezen.

Eindstrijd (23 september)

Het goede weer van 23 september deed de geallieerde luchtmacht in grotere aantallen verschijnen boven het strijdtoneel. Ook de Luftwaffe was actief waardoor er vele luchtgevechten en close air support voor grondtroepen rond Arnhem en Nijmegen plaatsvonden. De taaie weerstand van de Britse para’s liet de aanvallen van Kampfgruppe ‘Spindler’ en Division ‘von Tettau’ tot stilstand komen. De Duitsers legden het zwaartepunt langs de Rijnoever om de Britse perimeter weg te drukken van de rivier en aansluiting met de Polen ten zuiden van de rivier te voorkomen. De Duitse aanval van uit westen slaagde erin om de plaats van het pontveer Driel-Heveadorp te veroveren, die onder vuur lag vanuit de Westerbouwing. Kleinere elementen van de Poolse brigade waren intussen al de rivier geïmproviseerd overgestoken en opgenomen in de perimeter rond Oosterbeek. De sterk geslonken Britse perimeter lag wel constant onder zwaar en onophoudelijk Duits artillerievuur. De perimeter was zo klein geworden dat afgeworpen bevoorradingscontainers voor het merendeel in Duitse handen vielen.

De 129e Brigade van de 43e Wessex Division had intussen de Duitse linies bij Lent in het westen doorbroken en de buitenwijken van Elst binnengetrokken en met de 130e Brigade via Valburg de Polen bij Driel bereikt. Hun opmars was deels te danken aan effectief ingrijpen van squadrons Typhoons en Thunderbolts vanuit de lucht. In de nacht van naar 24 september staken zelfs twee infanterie compagnieën van de 43e Wessex Division de Rijn bij Heveadorp over en probeerden een klein bruggenhoofd te vormen in de rug van de Duitse voorste linies. Duitse meldingen hierover bereikten de commandopost van 2e SS Panzerkorps en onmiddellijk werd er met het 1e bataljon van Sicherungs Regiment 26 vanuit Renkum een succesvolle tegenaanval ingezet. Doordat veel groepjes op de verkeerde plaats overstaken, namelijk in door Duitsers bezet gebied Westerbouwing en net west daarvan, maakten de Duitsers 140 Britse gevangenen. Slechts 75 van de 400 overgestoken soldaten van de 43e Wessex Division bereikte weer heelhuids de zuidoever. Deze mislukking deed de Britten besluiten geen verdere oversteekpogingen te wagen en de perimeter bij Oosterbeek te ontruimen.

24 september

De Tiger II tanks van Schwere Abteilung 506 arriveerden in de ochtend van 24 september. Ze werden uitgeladen in Zevenaar en Elten en twee tankcompagnieën (30 tanks) werden aan de 10e SS Panzerdivision Frundsberg van Harmel gegeven die ze naar Elst stuurde Eén tankcompagnie (15 tanks) werd naar Oosterbeek gestuurd en aan 9e SS Panzerdivision Hohenstauffen van Harzer gegeven, die hem vervolgens aan Kampfgruppe ‘Spindler’ gaf.

Teleurgesteld doordat de Britten rond Oosterbeek nog altijd volhielden en verontrust door aanzienlijke Duitse verliezen gaf Bittrich voor 25 september opnieuw het bevel om de aanval op de perimeter bij dagaanbreken met kracht voort te zetten en de Britten te elimineren. Hiertoe werd alle beschikbare artillerie op de perimeter gericht, waardoor meer dan 110 artilleriestukken de uitgeputte Britse para’s rond Oosterbeek beschoten. Hoewel de Britse para’s verbeten vochten, waren na acht dagen vechten velen de uitputting nabij en het aantal krijgsgevangenen van de Duitsers nam snel toe. Harzer reorganiseerde opnieuw aan de oostrand van de perimeter zijn eenheden en liet alleen de meest ervaren eenheden op de 25e september aanvallen, versterkt met de gearriveerde zware Tiger II tanks van de Schwere Abteilung 506. De 88-mm kanonnen van de Tiger II tanks begonnen onmiddellijk aan hun vernietigend werk en schoten opstelling van Britse paratroepen aan gruzelementen. Waarna SS-troepen met mitrailleurs en vlammenwerpers de puinhopen uitrookten, beschikbaar gesteld door de in de nacht van 21 op 22 september gearriveerde Pionier Lehr Batallion 9 uit Glogau.

De eenheden van Harzer waren van noord naar zuid aan de oostzijde van de perimeter de Kampfgruppen ‘Bruhns’, en ‘ Spindler’. Deze laatste bestond uit de drie subgroepen ‘Müller’, ‘Spindler’, ‘von Allworden’ en ‘Harder’. Aan de westzijde van de perimeter vanaf de rivier naar het noorden waren de eenheden van Division ‘von Tettau’ gearrangeerd, met van zuid naar noord de bataljons van ‘Wossowski’, ‘Schulz’, ‘Eberwein’ en ‘Krafft’, waarna aansluiting was met de eenheden van Harzer. Alle andere eenheden werden verder naar achteren geplaatst en als reserve gereed gehouden ten westen bij Elden of ten oosten bij Velp. Vanuit de noordoever van de Rijn nam de Duitse artillerie ook Poolse opstellingen ten zuiden van de rivier onder vuur.

Een zeer succesvolle aanval van de Kampfgruppen ‘von Allworden’ en ‘Harder’ veroverde bijna het zuidelijk gedeelte van de perimeter en overliep een gedeelte van de Britse airborne artillerie. Het einde was duidelijk nabij. Een vier uur durende wapenstilstand werd gesloten om gewonden te kunnen evacueren, iets waar veldmaarschalk Model achteraf niet blij mee was. In de nacht van 25 op 26 september evacueerden de Britten om 22.00 uur de geslonken perimeter, gesteund en gemaskeerd door artillerievuur van het 30e Britse Corps en een Britse misleidingsaanval van de 43e Wessex Division richting Heteren, west van Driel. De Britse oversteek werd pas tegen de ochtend ontdekt door de Duitsers bij Westerbouwing, maar deze waren niet in staat tot effectieve tegenmaatregelen maar beschoten de oversteekplaats wel met mitrailleurvuur en mortiervuur, waardoor behoorlijke verliezen aan Britse en Poolse zijde werd geleden. Grotere Duitse aanvallen bleven uit en de oversteek was een succes. 300 gewonde Britse militairen waren achtergebleven, 2.398 waren gered (1.741 van de 1e Britse Airborne Division, 422 Britse zweefvliegtuig piloten, 160 man van de 1e Poolsführere Parachutisten Brigade en 75 man van de 43e Wessex Division) van een totaal van 9.000 man die ten noorden van de Rijn aan geallieerde zijde waren ingezet.

De aanval van de Duitse eenheden in de ochtend van 26e september stuitte vanzelfsprekend niet meer op grote weerstand en rond 12.00 uur zwegen alle wapens ten noorden van de rivier de Rijn. Operatie Market Garden was over. De Duitse soldaten waren eveneens totaal uitgeput en sliepen dagenlang. Alle Wehrmacht eenheden die in Arnhem meegevochten hadden, kregen 10 dagen speciaal verlof van Hitler. Maar niet de Waffen SS eenheden. Die kregen hun verlof, volgens Himmler, pas na de eindoverwinning.

Duitse tegenaanvallen tussen Nijmegen en Arnhem liepen op niets uit, ondermeer omdat men er niet in slaagde de brug bij Nijmegen te vernietigen door luchtaanvallen en duikers, zodat de geallieerden continue versterkingen konden aanvoeren. Ook geallieerde pogingen om de Kampfgruppe ‘Knaust’ uit Elst te drukken mislukten. Maar de Duitsers trokken later op de dag wel terug naar Elden, minder dan twee kilometer van de Rijnbrug. Het front stabiliseerde hier. De Duitsers troffen verder nog meer maatregelen door het aantrekken van 363e Volksgrenadier Division (aanvankelijk om druk vanuit de Betuwe van het westen te zetten en later om de noordelijke Rijnoever te bezetten) en de 9e en 116e Panzer Division om een tegenaanval vanuit het oosten in de Betuwe op te kunnen zetten. Deze vond plaats op 1 oktober (en werd herhaald op 2 en 3 oktober), maar kwam nooit goed van de grond door ondermeer het zachte en open polderlandschap en ingrijpen van de geallieerde luchtmacht. Ondersteunde aanvallen van eenheden van het 2e Fallschirmjägerkorps zuidoost van Nijmegen slaagden evenmin. Na het succesvol bombarderen van de zwaar-omstreden Rijnbrug bij Arnhem op 7 oktober door de Royal Air Force, ontruimden de Duitsers het gebied. Temeer omdat op 8 oktober de Amerikaanse aanval op Aken was begonnen. De 9e SS Hohenstauffen Panzerdivision was intussen op 31 september al naar Siegen/Altenkirchen in Duitsland vertrokken om hun al lang eerder geplande ‘opfrissing’ te kunnen ontvangen.

Enkele deducties

De geallieerden hadden op 17 september totale verrassing door het droppen van 6 Britse en 18 Amerikaanse bataljons parachutisten en ondersteunende wapens achter de Duitse linies. Maar de Duitse reactie was bliksemsnel en aan het einde van de eerste dag waren al 10/11 Duitse gevechtsbataljons verzameld (nog vaak bestaand uit losse ‘Alarmeinheiten’) nabij Arnhem en twee in Nijmegen. Binnen 24 uur was dit aantal gestegen tot 13/14 bataljons bij Arnhem en 13 in Nijmegen. De Duitse improvisatie betrof niet alleen bevelsverhoudingen, maar ook het transport van deze eenheden was vaak een allegaartje van transport middelen. Van vrachtwagens, treinen, bustrollies, fietsen tot paard en wagen en te voet.

Opvallend was daarnaast dat de geallieerde luchtmacht de verplaatsing van de Alarmeinheiten ongemoeid liet. Omdat de geallieerden hun vliegtuigen inzetten om de airlifts te escorteren konden de Duitsers hun eenheden op de eerste dagen ongehinderd door geallieerden luchtaanvallen naar de inzetgebieden verplaatsen. Overigens speelde slecht weer op 19, 21 en 23 september ook een beperkte factor voor geallieerde luchtinzet, maar op 17 en 18 september was het wel goed vliegweer. Het niet met vliegtuigen verstoren van de aanvoer van Duitse versterkingen, waardoor de tijd-ruimte factoren in Duits voordeel bleven, moet als fout worden bestempeld.

De Duitsers zetten verder hun (relatief sterke) verkenningseenheden, de bataljons van Gräbner en Brinkmann, effectief in, zowel in Arnhem als in Nijmegen. Met name Bittrich speelde hier een belangrijke rol in . De waarde van de gevechtsverkenningen van Gräbner in de middag van 17 september in Arnhem worden in de literatuur onderschat. Maar hierdoor was de leiding van de 9e SS Panzerdivision Hohenstauffen wel in staat om een goed gevechtsoverzicht op te bouwen en arriveerden Alarmeinheiten goed te instrueren en gecoördineerd in te zetten. Deze bracht dus snel samenhang in de Duitse reactie en gaf operationeel voordeel.

Doordat de Duitse snel eenheden konden concentreren van ‘buiten naar binnen’ konden schieten konden ze snel concentratie van effecten laten plaatsvinden. Dit was niet mogelijk aan Britse zijde. De twee meest genoemde fouten aan Britse zijde was het feit dat ze niet dichter bij de Rijnbrug waren geland (bijvoorbeeld in de polders ten zuiden van de brug) en niet de gehele divisie in één slag aan de grond hadden gezet. Toch is maar de vraag of dit tot een andere uitkomst had geleid. De landingen hadden dan immers dichter bij het met luchtafweer versterkte Duitse vliegveld Deelen plaatsgevonden en de Duitsers konden immers nog steeds snel hun Alarmeinheiten concentreren op Arnhem. Bovendien konden ze nog steeds eenheden naar Nijmegen overbrengen via het veer bij Pannerden. Anderzijds had een Amerikaanse landing niet ten oosten, maar ten noorden en zuiden van Nijmegen mogelijk wel enkele dagen versnelling kunnen brengen omdat hiermee in een coup-du-main zowel de Waalbrug als de bruggen bij Grave en Heumen veroverd hadden kunnen worden. Hierdoor had de opmars van 30e Korps naar Arnhem versneld kunnen worden.

De geallieerden misten daarnaast een belangrijke operationele kans. Onmiddellijk na het oversteken van de Waalbrug bij Nijmegen in de voornacht van 20 september lag immers de weg naar Arnhem open. In de loop van de nacht ging deze kans voorbij doordat SS kolonel Harmel erin slaagde een nieuwe provisorische verdedigingslinie op te bouwen van vijf bataljons en 25 tanks en pantserwagens. Een improvisatievermogen van formaat.

Doordat de Britse en Amerikaanse luchtlandingen relatief ver verwijderd plaatsvonden van de hoofdbruggen en doordat veel eenheden de landingsterreinen verdedigden om de tweede lift te kunnen ontvangen, waren de diverse verspreidde Duitse Alarmeinheiten in staat essentiële verkeersinfrastructuur te bezetten en Sperrlinies in te richten. De vertragende gevechtsacties van het SS bataljon ‘Krafft’ waren lastig voor de Britten, maar doorslaggevend was het effectieve optreden van de Kampfgruppe ‘Spindler’ die immers met een geïmproviseerde en ad-hoc samengestelde krijgsmacht, de link-up tussen het 2e Parabataljon van Frost en de volgende 1e en 3e Parabataljon verhinderde. De leidinggevende capaciteiten van Spindler waren fenomenaal en hij ontving voor zijn optreden bij Arnhem op 27 september ook het Ridderkruis. Hij kwam overigens in december om het leven bij de Slag in de Ardennen.

De blokkade van de Rijnbrug door Frost was niet onbelangrijk en is van invloed op de strijd in Nijmegen geweest. Hij voorkwam hierdoor dat de Duitsers snel meer reserves naar Nijmegen konden sturen om daar de geallieerden terug te drukken. De Duitse veeroperatie bij Pannerden door het 10e SS Geniebataljon (SS kapitein Brandt) en 10e SS FLAK Abteilung was essentieel. Met gereduceerde krachten (ook hij had een Alarmeinheit moeten afstaan), met geïmproviseerde middelen en onder constante dreiging van geallieerde jachtbommenwerpers was het de Duitsers gelukt om gevechtseenheden van enige omvang over te zetten. De meeste van de gevechtseenheden waren echter in op 20 september het zuidelijk bruggenhoofd van Nijmegen ingezet of waren zich verspreid (in verband met dreiging luchtaanval) aan het gereedmaken voor latere acties. De weg naar Elst lag als het ware ‘open’ voor tanks van de Britse Guards Armoured Division die de Waalbrug bij Nijmegen overstaken in de avond van 20 september.

Maar ook aan Duitse zijde werden fouten gemaakt. De in potentie meest krachtige eenheid was het verkenningsbataljon van Gräbner, maar zijn optreden faalde uiteindelijk om twee redenen. Ten eerste liet hij geen zware veiligheidsbezetting achter bij de Rijnbrug en ten twee overschatte hij de effectiviteit van zijn geplande panzerraid. Daarnaast verdienden de aanval op de oostrand van Nijmegen vanuit het Reichswald en de mislukte verdediging van de Waalbrug ook geen schoonheidsprijs.

De kwetsbaarheid van luchtlandingstroepen is ook vaak bediscussieerd. De geallieerden kozen deze keer voor een daglanding omdat de nachtlandingen in Normandië chaotische toestanden en ineffectieve luchtlandingseenheden hadden opgeleverd. Dit leverde weliswaar beter gecoördineerde eenheden op, maar vooral de latere landingen hadden zwaar te leiden van Duits afweergeschut en grondvuur. De kwetsbaarheden van lichte infanterie voor zware wapens (artillerie, tankgeschut en tanks) zijn ook duidelijk, zowel in bebost als in verstedelijkt terrein. De tactieken van Harzer, waarbij hij kleine penetrerende gevechtsgroepen versterkt met (wat verder naar achteren geplaatst) zwaar geschut en tanks in de hoofdstraten, lieten zien dat pantservoertuigen (mits juist gehanteerd) een belangrijke rol kunnen spelen in straatgevechten. Niet alleen vanwege psychologisch oogpunt, maar vooral ook om met overweldigende vuurkracht gevechtsposities van de tegenstander aan puin te schieten. Lessen die de geallieerden toepasten in maart 1945 bij OP VARSITY de luchtlanding over de Rijn.

Verder lezen:

Airborne Museum – De slag om Arnhem, Pitkin Publishing, 2018

Robert Kershaw – It never snows in September, Crécy Publishing Limited, 2019

Antony Beevor – The Battle of Arnhem, Penguin Books, 2018

Wilhelm Tieke – In Feuersturm letzter Kriegsjahre, II SS Panzerkorps met 9. und 10. SS-Division ‘Hohenstauffen’ und ‘Frundsberg’, Munin Verlag, 1975

Herbert Fürbringer – 9. SS-Panzer-Division Hohenstauffen, Editions Heimdall, 1984

Bob Gerritsen – Fighting the British at Arnhem: SS-Unterführerschule Arnheim – Its Origins and Operations against the 1st British Airborne Division September 1944, R. Sigmond Publishing 2018

Andere artikelen

Login ledengedeelte VOAWEB