Hanna Maria Elisabeth van Niel
Hanna van Niel werd geboren in 1915. Haar vader, Henri George van Niel werd geboren in Paramaribo op 31 december 1890. Hij was oorspronkelijk onderofficier bij de Koninklijke Marine, maar werd officier machinist in 1917. Hij stierf in 1961.
De familie van Niel woonde in Den Helder aan de Timorlaan. Even verderop woonde de familie Gons. De beide echtgenotes waren vriendinnen. Daarover straks nadere bijzonderheden.
Hanna van Niel werd verpleegster in het Marine hospitaal in Den Helder. In Den Helder waren ook eenheden gestationeerd van de Koninklijke Landmacht, meer in het bijzonder van het wapen der luchtdoelartillerie. Bij een van die luchtdoelartillerie eenheden diende de luitenant H.C. de Heer. Hanna raakte met hem bevriend en als de Tweede Wereldoorlog geen roet in het eten had gegooid waren zij naar verwachting met elkaar getrouwd. Na de capitulatie in mei 1940 werd de Nederlandse Krijgsmacht ontbonden. De beroepsmilitairen die geen z.g. erewoord verklaring hadden getekend werden spoedig afgevoerd in krijgsgevangenschap. De overigen moesten zich af en toe melden. Toen Hitler bemerkte dat de ondergrondse of het verzet hinderlijke activiteiten ontwikkelde heeft hij besloten om alle beroepsmilitairen in krijgsgevangenschap af te voeren. Dat gebeurde in 1942. Dus de luitenant H.C. de Heer verdween in krijgsgevangenschap en werd gevangene in kamp Stanislau. Die krijgsgevangenen probeerden uiteraard te ontsnappen. Denkt u maar eens aan de tv serie Colditz. Meer bijzonderheden staan te lezen in het boek “De zak met vlooien” geschreven door Gijs van Amstel en in het boek “Officieren achter prikkeldraad” door Leo de Hartog. Als een krijgsgevangene ontsnapt was en weer werd gevangen kreeg hij straf. Maar het geduld van Hitler raakte in de loop der jaren uitgeput en toen besloot hij tot de Action Kugel. In klare taal: als een ontsnapte krijgsgevangene weer werd gepakt werd hij met een nekschot om het leven gebracht zonder vorm van proces. Dat overkwam ook de luitenant de Heer. Hij ontsnapte tijdens een transport per trein en werd weer gevangengenomen. Op 2 mei 1944 werd hij in het concentratiekamp Mauthausen gedood.
Nu kunt u zich afvragen waarom ik iets schrijf over het leven van Hanna van Niel. Tijd voor een kleine toelichting.
Ik ben getogen in Den Helder. Na de middelbare school, de Rijks Hogere Burger School volgde ik een opleiding tot artillerieofficier op de Koninklijke Militaire Academie. In 1992 was ik als kolonel de commandant van de luchtverdediging van de Koninklijke Landmacht. In dat jaar vierden we het 75-jarig bestaan van dit betrekkelijk jonge wapen. De toenmalige Sectie Militaire Geschiedenis heeft met ondersteuning van diverse betrokkenen uit de organisatie zelf, een boek uitgegeven met de geschiedenis van de luchtdoelartillerie vanaf de oprichting tot medio 1992. Dit boek was ook verkrijgbaar in de burgermaatschappij. U begrijpt het al, Hanna van Niel, inmiddels gehuwd geweest met een meneer Starreveld, kocht dat boek en zij reageerde daarop door mij een brief te schrijven met als strekking: Mooi boek maar niet compleet. Wat zij werkelijk zei was dat de luitenant de Heer een hele bijzondere man was en dat wij een kazerne naar hem hadden moeten noemen maar tenminste een belangrijk gebouw. Maar schreef zij, jullie noemen kazernes alleen naar generaals. Dat liet ik niet op me zitten en noemde als voorbeelden de kazernes die genoemd waren naar oorlogshelden zoals Johannes Post, korporaal van Oudheusden, soldaat Ketting Olivier, majoor Mulder en luitenant-kolonel Tonnet.
De tijdens de Tweede Wereldoorlog gesneuvelde of omgekomen luchtdoelartilleristen stonden niet in het eerdergenoemde boek dat als titel heeft “75 Jaar luchtdoelartillerie. Dus ook niet haar toenmalige aspirant echtgenoot de luitenant H.C. de Heer. De samenstellers van het boek hadden daar destijds te billijken redenen voor. Het volume van het boek, het feit dat sommigen door ziekte waren gestorven of door een ernstig ongeluk zijn een paar van de argumenten.
Op de foto is mevrouw Starreveld circa 55 jaar. Ze was groot, 183cm en forsgebouwd en ze had een zeer prettige manier van optreden en ze was bovenal heel erg intelligent. De foto is genomen tijdens haar studie Slavische talen.
Van H.C. de Heer heb ik een foto gevonden in de beeldbank van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie en hij is ook afgebeeld op bladzijde 112 in het boek “Honderd jaar Grondgebonden Luchtverdediging”, dat in 2017 het licht heeft gezien.
Om een lang verhaal kort te maken, ik heb Hanna in november 1992 op laten halen. Ze woonde in Kijkduin in Den Haag. Mijn chauffeur heeft haar toen meegenomen naar de officierskantine van de Legerplaats bij Oldebroek. In die kantine uit 1878 bevinden zich gebrandschilderde ramen met de namen van door oorlogsgeweld omgekomen officieren van de artillerie. Dus ook die van de luitenant H.C. de Heer. Bovendien had ik de schrijver van het boek “De zak met vlooien”, Gijs van Amstel uitgenodigd. Hij heeft de luitenant de Heer goed gekend, ook meegemaakt tijdens diens krijgsgevangenschap.
Toen Hanna geconfronteerd werd met de vermelding van de naam van luitenant de Heer in de eerdergenoemde gebrandschilderde ramen en begreep dat er toch een monument bestond ter zijner nagedachtenis, kon ik op haar gezicht aflezen dat een soort rouwproces werd afgerond en dat haar partner van destijds toch nog een plaats had gekregen in de geschiedenis.
Stelt u zich eens voor, de dochter van een marineofficier en ikzelf ook afkomstig uit Den Helder, dat er als het ware een verbinding bestond ondanks het generatie verschil. Dat heeft mede geleid tot onze bijzondere vriendschap. Maar wat ook zeer bijzonder was, was dat mijn operationele commandant van vroeger, de brigadegeneraal L. Hendriks getrouwd was met Mieke Gons, de dochter van de vriendin van Hanna’s moeder. In hun jeugd woonden ze vlak bij elkaar. Door mijn zorg hebben beide dames, Hanna van Niel en Mieke Gons, elkaar ontmoet in het huis van Hanna tot grote vreugde van beiden.
Hanna was betrekkelijk open over de periode 1940-1945 in haar leven. Ze vertelde er e.e.a. over, maar zei ook dat de nare aspecten zoals martelingen e.d. maar moesten worden vergeten. Maar wat gebeurde er? De schrijfster Co Kars had van de belevenissen gehoord en heeft haar geïnterviewd. Dat interview heeft deze schrijfster “vertaald” in een soort roman, met de titel: “Marsch Partisanski”. Co Kars kende de stad Den Helder niet en heeft het begin van het verhaal helaas op andere plaatsen af laten spelen namelijk in Zeeland, maar zij heeft ook de namen van betrokkenen gewijzigd. Hanna wordt in het boek Edith genoemd.
De belevenissen van Hanna gedurende de periode 1940-1945 zijn in grote lijnen als volgt:
Het boek start met de oorlogshandelingen die Den Helder troffen in de meidagen van 1940.
In een der eerste zinnen is Hanna bezig met de verpleging van een patiënt. Terwijl ze aan het werk is en het jonge gezicht van de patiënt ziet, denkt ze aan de ring van haar geliefde die zij in haar schortzak bij zich draagt. Onmiskenbaar bedoelt ze daarmee haar verloofde, de luitenant H.C. de Heer die met zijn batterij luchtdoelartillerie heeft gevochten ten zuiden van Den Helder. Met de genoemde dokter Weers wordt vermoedelijk dokter van Driel bedoeld, de traumachirurg die ook wordt genoemd in het boek van Anthony van Kampen, De burgers van Den Helder. Zuster van Obdam is Hanna zelf. Terwijl ze tijdens de oorlogshandelingen in 1940 onderweg is om geneesmiddelen te halen wordt ze geconfronteerd met inslaande bommen in de omgeving. Vermoedelijk bevindt ze zich op de Singel of in het toenmalige Timorpark en is het mei 1940. In Zeeland werd in mei niet gecapituleerd en Co Kars gebruikte dus ook enigszins andere tijdsfactoren. Co Kars heeft het verhaal bewerkt en zowel namen als data en plaatsen genoemd in Zeeland die zij zelf goed kende en niet te vergeten het verhaal ook wat geromantiseerd. Ik ga verder met de inhoud van het boek zonder mijn “vertaling” naar de omstandigheden in Den Helder.
Nadat het marinehospitaal door bombardementen totaal was verwoest, gaat zuster Edith van Obdam naar Den Haag en neemt in eerste instantie haar intrek bij haar moeder. Edith is een patriot. Ze wil iets doen tegen de bezetter en denkt aan een vlucht naar Engeland. Zij deelt die gedachten met vrienden en wordt naar aanleiding van die gesprekken overgehaald om onder het mom van meeheulen met de vijand, dienst te nemen bij de Standortverwalung van de Duitsers op de Laan Copes van Cattenburgh in Den Haag en zo de ondergrondse van informatie te voorzien. Ze wordt aangenomen als typiste tot grote verontwaardiging van haar moeder die de werkelijke bedoelingen niet kent en ook niet mag weten. Als typiste krijgt ze heel veel informatie onder ogen. Zij maakt afschriften of doorslagen die zij aan de ondergrondse contacten doorgeeft. Door haar toewijding en accuratesse maakt ze snel promotie. Haar nieuwe chef is slordig en gemakzuchtig. Dat biedt kansen aan een secretaresse. Haar baas heeft nog nooit een secretaresse gehad die zoveel werklust had. Anderzijds kreeg de ondergrondse nooit tevoren zoveel waardevolle informatie. Haar moeder krijgt vanuit haar vrienden en bekenden veel kritiek vanwege het feit dat haar dochter voor de vijand werkt. Ze wil eigenlijk dat haar dochter ergens anders gaat wonen. Edith zoekt kamers en vindt die in een NSB-pension! Nu krijgt zij als bewoonster van dat pension nog extra informatie die ze vanzelfsprekend deelt met het verzet. Op 22 juni 1942 trekken de Duitsers Rusland binnen. De Duitse legers trekken door Russisch Polen en brengen de Russen bij Kiew een verpletterende nederlaag toe. Door haar vermogen om te spioneren zonder op te vallen, krijgt ze van het verzet de “opdracht” om zich te melden bij de Duitse instanties voor een plaatsing in Rusland, teneinde daar contact op te nemen met de partizanen. Het is inmiddels medio 1942. Ze wordt aangenomen voor de Aufbaustab Charkow en moet een uniform dragen en ook Russisch leren. Edith voelt zich besmet en opgelaten door het uniform, maar het doel heiligt de middelen. Na enige tijd vertrekt een bonte stoet collaborateurs, daaronder Edith met de trein naar een verre bestemming. Op 29 juni zijn ze in Rowno. Haar opdracht luidt: Ga naar Rusland en zoek contact met de partizanen! Ze Rusland al genaderd, maar hoe maak je nou contact met partizanen? Waar zijn die? Hoe zien ze eruit? De Aufbaustab zoekt naar onderdak. Voorlopig is dat de trein. Overigens heeft niemand van het gezelschap ooit Charkow gezien. Ze bleven in Rowno in de Oekraïne. De naam van hun organisatie werd dus ook gewijzigd in: Werkdienst Holland des Reichskommissars für die Ukraine. Er wordt een barakkenkamp gebouwd en de organisatie krijgt vorm met o.a. een administratieve eenheid. Vlak naast hun kamp in opbouw is een Russisch gevangenenkamp. De sanitaire voorzieningen zijn abominabel en dus lijden velen aan tyfus en dysenterie. De Duitse leidinggevenden van de Werkdienst Holland, onder invloed van alcoholische versnaperingen, misdragen zich ten opzichte van een aantal vrouwelijke medewerksters waaronder Edith. Ze wil weg en slaagt erin om aangenomen te worden bij een ander deel van de organisatie, de Wirtschaftsbank. Ze wordt getuige van de vernietiging van joden. Mannen, vrouwen en kinderen die eerst een greppel moeten graven en vervolgens worden ze gedwongen in de loopgraven te gaan staan. De Duitsers blazen dan de hele boel op. Dood of niet, er gaat ongebluste kalk overheen en vervolgens wordt de zaak met aarde dicht gemaakt. Ook van andere gruwelijkheden was zij ooggetuige.
Een van de Russische gevangenen, Alexander, werd door Edith “terloops” geïnformeerd over belangrijke activiteiten als transporten van mensen en geld of goud. Alexander deed alsof hij pro-Duits was, maar al vlug bleek dat hij de partizanen waarschuwde en dat er niet toevallig overvallen plaats vonden. Zo begon de samenwerking met de partizanen. Uiteindelijk nodigt deze Alexander haar uit en zo ontstaat het werkelijke contact met de partizanen. Alexander haalt haar over om haar intrek te nemen in het huis van een Oekraïens gezin. Aldus geschied en al doende wordt haar woordenschat in het Oekraïens groter. Dan wordt Edith ziek, ernstig ziek met hoge koortsen. Ze wordt opgenomen in een Duits ziekenhuisje en verblijft daar geruime tijd. Nadat ze weer op haar werk is teruggekeerd wordt ze door de Duitse Sicherheitsdienst ondervraagd. Zij realiseert zich naar aanleiding van een der vragen dat zij tijdens haar koortsaanvallen heeft liggen ijlen en namen heeft genoemd. Gelukkig waren dat namen van Engelse vrienden die zij voor het uitbreken van de oorlog had leren kennen in Engeland. Het loopt dus met een sisser af. Edith krijgt geruime tijd ziekteverlof en keert tijdelijk terug naar Den Haag. Uit de gesprekken met haar moeder blijkt dat haar verloofde Victor (=de luitenant H.C. de Heer) afscheid is komen nemen alvorens in krijgsgevangenschap te worden afgevoerd. Hij heeft de twijfels over de integriteit van Edith bij haar moeder weten weg te nemen. De verhouding van moeder en dochter geraakt zo weer in balans.
Na enige tijd keert Edith terug naar Rowno, maar ze brengt nog eerste een bezoek aan een vriendin uit de begintijd van haar functioneren in de Werkdienst Holland. Deze is helaas voor langere tijd met verlof vertrokken. Ze reist verder met de bus naar Rowno en krijgt een piepklein huisje toegewezen. Het huisje is vrijwel leeg, maar wordt door haar gemeubileerd met spullen die zijn opgeslagen in de plaatselijke synagoge. Daaronder meubilair uit de Bijenkorf in Nederland. Gestolen meubilair dus. Ze keert terug op haar oude werkplek. Ondertussen stokt de opmars van de Duitsers. Stalingrad is nog steeds niet gevallen. Bovendien landen zeer sterke geallieerde strijdkrachten in Afrika en krijgt generaal Rommel het zwaar. Edith gaat door met informatie aan de partizanen door te spelen via Alexander. Het wordt nog even spannend als Edith kennis maakt met een troepenofficier van de Wehrmacht. Hij wilde haar ten huwelijk vragen, maar ziet ervan af vanwege hun verschil van opvatting over de waarden en de normen die het oorlogvoerende Duitsland hanteert. Ondertussen schalt de Duitse propaganda door de radio, waarvan de meesten in Ediths omgeving weten dat de feiten anders liggen. Dat blijkt uit de verontwaardiging die opklinkt tijdens de radio-uitzendingen, bij hen die de juiste informatie hebben. Regelmatig wordt “alles Lüge” geschreeuwd door de luisteraars in de zaal. Het wordt Kerstmis 1942. Ondanks het communisme dat sedert 1917 de cultuur overheerste, bezoekt een groot deel van de Russische bevolking van de stad de viering van de geboorte van Jezus in de kerken en kathedralen. Tijdens de Kerstdagen is Edith uitgenodigd bij de Ukraïnse boerenfamilie waar zij eerder een kamer had. Er worden liedjes gezongen. Edith zing o.a. het Wilhelmus. Een van de gasten, een gewonde partizaan speelt en zingt Marsch Partisanski , de mars der Russische partizanen. De Duitsers verliezen het gevecht in Stalingrad en geven zich over. Het is 31 januari 1943. De teleurstelling bij de Duitsers is groot. Er wordt zelfs een Duitse generaal vermoord door zijn eigen militairen. Edith mag nog een keer met verlof naar Nederland. Tijdens de reis wordt de trein beschoten door de Russen. Ze vlucht ze nog net op tijd een schuilkelder in en ontsnapt zo aan de dood. Na dat oponthoud komt ze terug in Den Haag. Ze ziet daar de razzia’s, de vordering van fietsen, radio’s en wat dies meer zij en hoort van de val van El Alamein en de vernietiging van Rommels Afrika-korps. Ze gaat weer terug naar Rowno en hervat haar werkzaamheden, inbegrepen het verzamelen van informatie ten behoeve van de partizanen. De Duitsers beginnen onraad te vermoeden en ze merkt dat ze in de gaten wordt gehouden. Ze onthoudt zich langere tijd van spionageactiviteiten. Smolensk valt en de Duitse civiele diensten worden alvast opgeheven als voorproefje van de nog komende algemene uittocht. Ze gaat nog één keer met verlof naar Den Haag en ze merkt dat ze ook daar wordt geschaduwd. En dat niet alleen, in het NSB-pension worden tijdens haar afwezigheid al haar spullen doorzocht, vermoedelijk door de Sicherheits Dienst, de SD.
Ze keert terug naar Rowno. Naarmate ze verder ze naar het oosten reist lijkt het erop dat ze tegen de stroom mensen en materieel in gaat. Ze hervat haar werk weer, maar in oktober 1944 wordt het deel van de Duitse organisatie waar zij werkt ook op transport gesteld. Het is eigenlijk een vlucht in noordelijke richting die in de stad Kowno in Litouwen eindigt. Na enige tijd keert ze toch weer terug naar Rowno. Op 6 november neemt het Rode Leger de stad Kiew in. De Duitsers heroveren nog een keer Shitomir. Maar dan opeens wordt Edith gearresteerd door de Sicherheits Dienst en wordt ze verhoord. Ze wordt geconfronteerd met het door haar in Den Haag verzamelde inlichtingenmateriaal. De ontvanger van het verzet, Peter, had ze de uitdrukkelijke opdracht gegeven om dat te vernietigen. De ondervragers confronteren haar met de krantenberichten dat deze Peter Scholten door een Duits vuurpeloton is doodgeschoten. (Persoonlijk denk ik dat dit een metafoor is voor het ombrengen van de luitenant H.C. de Heer na zijn ontsnapping en wederom gevangen name als krijgsgevangene. J.v.B.). De ondervraging gaat door en Edith wordt mishandeld. Ze wordt opgesloten in een gevangenis. Het wachten is op de executie die volgt.
Zo eindigt het boek, maar zoals gezegd is het de “vertaling” van Hanna van Niel’s belevenissen door Co Kars, de schrijfster.
Gelukkig bleef Hanna in leven. Na terugkeer in Nederland in 1945 heeft ze nog gewerkt bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Ze is getrouwd met een meneer Starreveld. Ze kregen samen een dochter. Toen de dochter ging studeren in Leiden is Hanna, die inmiddels was gescheiden, Slavische talen gaan studeren. Haar affiniteit met Rusland en de Ukraïne was haar motivatie. Ze studeerde af en werd doctoranda in de Slavische talen. In het flatgebouw waar zij woonde maakte ze kennis met een gepensioneerde marconist van de grote vaart die ook Slavist was. Ze bracht hem regelmatig een bezoek en dan luisterden ze met behulp van zijn ontvangapparatuur naar de gesprekken van de bemanning van het Russische ruimteschip MIR. Nadat ze overleden was is haar lichaam ter beschikking gesteld aan de wetenschap. Wij hebben die bijzondere uitvaartplechtigheid mee gemaakt, waarbij Hanna als het ware werd vertegenwoordigd door een aantal Russische iconen uit haar privébezit. Haar boekenschat in de Russische taal is overgedragen aan de School Militaire Inlichtingen Dienst waar in de periode van de koude oorlog tolken die de Slavische talen beheersten nader werden opgeleid.
Nog immer koesteren we hele bijzondere herinneringen aan deze sterke vrouw en ik beschouw het als mijn plicht als voormalig inwoner van onze stad Den Helder maar ook ter nagedachtenis aan de eerste-luitenant H.C. de Heer om die met u te delen.
Bronnen
Co Kars: Marsch Partisanski.
Leo de Hartog: Officieren achter prikkeldraad.
Anthony van Kampen: De burgers van Den Helder.