Militaire musea en collecties spelen van oudsher een belangrijke rol binnen onze krijgsmacht. Zij geven een overzicht van technische en tactische ontwikkelingen over een periode van vele jaren, soms eeuwen, dragen bij aan het behoud van cultureel en militair erfgoed en leggen mede verantwoording af aan de maatschappij over de wijze waarop de krijgsmacht heeft bijgedragen aan de veiligheid en de belangen van Nederland. Daarnaast zijn zij van belang voor de traditiehandhaving binnen een Wapen of Dienstvak, vorming van militairen in opleiding en het aankweken van een korps- en teamgeest. Daarmee bevorderen zij ook de operationele inzetbaarheid van de eenheden die tot dat Wapen of Dienstvak behoren.
Met de oprichting van het Nationaal Militair Museum (NMM) in december 2014 werd het museaal beleid binnen Defensie zodanig aangepast dat naast het NMM alleen nog sprake was van historische collecties, of zoals ze aanvankelijk ook werden genoemd ‘traditiekamers’, waarbij voorwaarde was dat die historische collecties een relatie moesten hebben met een regiment of korps. Deze beleidswijziging kon worden gezien als een centralisatie die zou moeten leiden tot een meer doelmatig beheer van cultureel-militair erfgoed. In die gedachte zouden de traditionele militaire musea en collecties bij de diverse Wapens en Dienstvakken een minder prominente rol gaan spelen, wat ook de aanzienlijke oprichtings- en instandhoudingskosten voor het NMM zou rechtvaardigen. In de praktijk veranderde er aanvankelijk niet zoveel voor die omgedoopte musea aangezien er geen verkleining of vermindering uit voortvloeide van hun collecties en expositieruimtes. Wel werd in het beleid de aanwijzing opgenomen dat de historische collecties primair ten dienste stonden van de respectieve regimenten en korpsen en dat, bij wijze van goed nabuurschap, publiek uit de regio ook toegang had. Daaraan gekoppeld moesten de historische collecties zich beperken in hun contacten met de buitenwereld, bijvoorbeeld in publicaties; alle nadruk kwam op het NMM te liggen. Voortgaande discussies over verdergaande aanpassing van het museaal beleid en pogingen om te komen tot een soort normering voor de omvang en samenstelling van de historische collecties liepen dood op allerlei praktische problemen. En omdat iedereen tevreden was met de bestaande situatie, was er ook geen noodzaak het vraagstuk prioriteit te verlenen. Nog maar kortgeleden zijn de pogingen om te komen tot een nieuw en alomvattend beleid voor de historische collecties weer leven ingeblazen met het uitwerken van een aantal nieuwe voorschriften. Hiervan is het belangrijkste voorschrift VS 2-1590 getiteld ‘Tradities Koninklijke Landmacht, dat ook bepalingen bevat over de historische collecties. Daarnaast dienen nog te worden genoemd VS 2 -1591 ‘Tradities Regimenten en Korpsen KL’, waarin beknopt de geschiedenis van de regimenten en korpsen is omschreven en VS 2-1592 ‘Uitvoering traditiehandhaving en beleving KL’, waarin de praktische aspecten worden vastgelegd.
Binnen ons Wapen zijn er nu drie historische collecties: de Historische Collectie Korps Veldartillerie (HCKVA), het voormalige Nederlands Artillerie Museum (NAM), de Historische Collectie Korps Rijdende Artillerie (HCKRA), het ‘Rijdersmuseum’ en de Historische Collectie Grondgebonden Luchtverdediging (HCGLVD) waarin de collecties van het museum Luchtdoelartillerie en de Traditiekamer Geleide Wapens van de Koninklijke Luchtmacht samengaan. De HCKVA zet het collectiebeleid van het NAM voort door zich niet alleen te richten op de geschiedenis van het Korps Veldartillerie, maar ook op die van de gehele artillerie, vanaf het allereerste moment dat men elkaar met projectielen begon te bestoken en uitgezonderd die van de luchtdoelartillerie en die van de Gele Rijders. Doordat de HCKVA een totaalbeeld wil bieden van de historie en ontwikkeling van de Nederlandse artillerie, onderscheidt zij zich dus van de twee andere historische collecties, die met hun exposities, documentatie en expertise ‘alleen’ de geschiedenis van respectievelijk de grondgebonden luchtverdediging en Korps Rijdende Artillerie levendig houden. Voor het NAM betekende de overgang naar HCKVA dan ook een aanpassing van de collectie en expositie waarbij bijvoorbeeld al het luchtdoelmateriaal en -materieel werd overgedragen aan de HCGLVD.
Alle historische collecties zijn stichtingen maar, voor de buitenwacht enigszins verwarrend, is een aantal, zoals de HCKVA en de HCKRA, nog steeds geregistreerd museum. Om deze constructie te duiden heeft de HCKVA in haar beleidsdocumenten en rapportages de formulering opgenomen dat de Stichting NAM ten behoeve van Commandant Vuursteuncommando, in zijn hoedanigheid van Commandant Korps Veldartillerie, de HCKVA beheert.
Tot zover mijn inleidende beschieting. Ik zal nu nader ingaan op de historische collecties van ons Wapen, vanuit het perspectief van de HCKVA waarmee ik het meest vertrouwd ben. Voor de hand ligt om eerst nog eens in te gaan op de relatie met het NMM. Afgezien van het feit dat de persoonlijke contacten altijd prima zijn geweest, lijkt ook de kunstmatig gecreëerde afstand in het hiervoor geschetste beleid gelukkig kleiner te zijn geworden. Steeds meer wint de visie terrein, zoals ook tot uitdrukking gebracht in de concepten van de hiervoor genoemde nieuwe voorschriften, dat NMM en historische collecties hetzelfde belang dienen en elkaar aanvullen. Het NMM geeft een fraai totaaloverzicht van de historie van de krijgsmacht en in het bijzonder die van land en luchtmacht, de historische collecties geven de noodzakelijke verbijzondering en hebben detailkennis over wapensystemen, ontwikkelingen, geschiedenis en traditie van hun respectieve regimenten of korpsen; kennis die veelal in geen enkel document is terug te vinden en is gebaseerd op persoonlijke ervaringen van de vrijwilligers die er werken. Voor de historische collecties van ons Wapen geldt: wie echt wil weten wat vuursteun of grondgebonde luchtverdediging is moet in ’t Harde of de Peel zijn. Daar blijkt dat het om meer gaat dan het op een rijtje zetten van wat stalen spullen met een bordje erbij. En bezoekers hebben er ook recht op goed geïnformeerd te worden. Andersom zullen de historische collecties bezoekers informeren over en doorverwijzen naar het NMM voor een totaalbeeld.
Het spreekt vanzelf dat als de historische collecties van ons Wapen pretenderen expertise te bezitten die het NMM niet heeft, zij dat in de praktijk moeten waarmaken. De afgelopen jaren kreeg het documentatiecentrum van de HCKVA al de meest uiteenlopende vragen over tal van onderwerpen. Sinds vorig jaar heeft de kennisontwikkeling een vlucht genomen door de oprichting van een Kenniscentrum als deel van de HCKVA, dat natuurlijk voortgaat met het beantwoorden van vragen maar ook studies verricht en publiceert, adviezen geeft over de inrichting van de exposite en contacten legt met middelbare scholen in de omgeving om te onderzoeken of een bijdrage kan worden geleverd, vanuit het perspectief van de HCKVA, aan de maatschappijvorming van de leerlingen. Overigens is kennisproductie en het ter beschikking stellen ervan voor het publiek één van de voorwaarden voor het handhaven van de status van geregistreerd museum. En dat is weer van belang voor de verdere ontwikkeling en professionaliteit van een historische collectie door de contacten en ondersteuning die dat oplevert zoals vanuit de Museumvereniging. Voortbordurend op dit thema: of de historische collecties nu geregistreerd museum zijn of niet, zij doen er alles aan om zich volgens de museale normen te presenteren en een aansprekende en informatieve expositie in te richten die de toets der kritiek ruimschoots kan doorstaan.
Doordat de historische collecties van het Commando Landstrijdkrachten steeds meer de erkenning krijgen die zij verdienen, zowel intern als extern, lijken zij meer mogelijkheden te krijgen zich te presenteren voor de buitenwereld. Die erkenning is er beleidsmatig maar ook in praktische zin en elke bezoeker die zich meldt is welkom, of die uit de buurt komt of niet. De reacties van de bezoekers zijn vrijwel uitsluitend positief, waarbij niet alleen de gastvrijheid die de vrijwilligers tonen wordt gewaardeerd, maar ook de kwaliteit en het intieme karakter van de expositie. In plaats van rijen materieel ziet men in de HCKVA bijvoorbeeld realistische opstellingen in ‘net echte’ diorama’s waardoor een bezoek meer een beleving wordt. In al onze historische collecties staan voorwerpen met een achtergrond die onze rondleiders in staat stelt een aansprekend verhaal te vertellen. Ik noem als voorbeeld de roemruchte Lucardieprijs die staat opgesteld in de HCKVA, of het afvuurpatroontje waarmee het laatste schot met de M 109 is afgevuurd. Maar de lijst is eindeloos in alle historische collecties. In aanvulling daarop kunnen de rondleiders, naast kleurrijke verhalen en voor zover de expositie dat niet verduidelijkt, over alle voorwerpen en het materieel tekst en uitleg geven; zij weten hoe en waarvoor het werd gebruikt, in welke omstandigheden en wat de technische mogelijkheden en beperkingen waren. Het zijn veelal mensen die in hun opleiding nog alle handelingen op het gebied van waarneming, vuurregeling, terreinmeten en dergelijke manueel kregen aangeleerd en weet hebben van alle principes die bij vuursteun een rol spelen.
In het voorgaande heb ik al een paar keer het woord ‘vrijwilliger’ laten vallen. Zonder de inzet van vrijwilligers zou geen historische collectie in stand kunnen worden gehouden. Het zijn vogels van diverse pluimage, (ex-) militairen die met het tentoongestelde materiaal hebben gewerkt, of mensen zonder militaire achtergrond. Wat zij gemeen hebben is hun bereidheid zich in te zetten en hun streven ‘hun museum’ zo goed mogelijk te presenteren en hun gevoel deel uit te maken van een bijzondere sociale gemeenschap. Dat voorziet in een behoefte van de ouder wordende mens, en draagt bij aan het ideaalbeeld van een Defensieorganisatie die ook voor zijn mensen blijft zorgen nadat zij de dienst hebben verlaten. Voor (ex-) militairen geldt bovendien dat zij zich (nog) zeer betrokken voelen bij Defensie en in het bijzonder hun Wapen, of men nu komt van de grondgebonden vuursteun of de grondgebonden luchtverdediging. En net als bij samenkomsten in onze Vereniging biedt het samenwerken in een historische collectie een goede gelegenheid verhalen op te halen over vroeger, oefeningen en roemruchte wapengenoten. Een probleem dat zich voordoet, zoals in elke vereniging of vrijwilligersorganisatie tegenwoordig in ons land, is dat steeds minder mensen bereid zijn zich in te zetten als vrijwilliger en al helemaal niet als bestuurslid. Daardoor kunnen niet altijd alle taken worden uitgevoerd of in opvolging worden voorzien als een vrijwilliger zijn of haar taken niet meer kan uitvoeren. Wat dat laatste betreft: geen vrijwilliger gaat weg omdat hij of zij er geen zin meer in heeft, maar alleen als het echt niet meer gaat. Voelt u zich daarom niet geremd uzelf aan te melden, of anderen aan te sporen, om vrijwilliger te worden bij een van onze historische collecties. Wat de HCKVA betreft is de opvolging van de secretaris urgent; ik zie uw aanmelding graag tegemoet.
Tot slot nog iets over toekomstplannen. Elke historische collectie probeert zich verder te ontwikkelen en voort te bouwen op wat voorgaande vrijwilligers hebben neergezet. Zonder die erfenis, die vaak al stamt van vlak na de oorlog, zouden de huidige collecties ondenkbaar zijn. Dat neemt niet weg dat uit de aard der zaak meegaan met alle ontwikkelingen belangrijk is; niets is in beton gegoten, hoe verdienstelijk het ook was. En door allerlei technische toepassingen is tegenwoordig veel meer mogelijk op het gebied van informatievoorziening door beeld en geluid, virtual reality en animaties. Inzichten veranderen en de tijd staat niet stil. Als voorbeeld noem ik de operationele inzetruimte in de HCKVA, die een overzicht geeft van de inzet van individuele artilleristen of artillerie-eenheden in uitzendgebieden, van Kosovo tot Irak en Afghanistan, of waar onze krijgsmacht ook is opgetreden buiten onze landsgrenzen. Toen een begin werd gemaakt met wat nu de HCKVA is, was er nog geen sprake van het fenomeen ‘uitzendingen’. Door die uitzendingen zijn er steeds meer veteranen en is het vanzelfsprekend dat ook de historische collecties de veteranen bij hun activiteiten betrekken of die veteranen een plaats bieden. U bent reeds in de vorige Sinte Barbara geïnformeerd over de inrichting van een Veteranenhuis Artillerie in de HCKVA. Maar ook op andere gebieden blijven de historische collecties zich vernieuwen, met respect voor wat ooit is opgebouwd. Ook al wordt u geen vrijwilliger, het is daarom alleszins de moeite waard onze historische collecties met enige regelmaat te bezoeken. Het risico dat u bij die gelegenheid wordt geronseld als vrijwilliger is niet groot, hoewel niet verwaarloosbaar klein.