In de afgelopen periode konden er noodgedwongen weinig activiteiten binnen onze Vereniging plaatsvinden. Natuurlijk kon de vakantietijd altijd al worden omschreven als ‘rust bij de stukken en gereed voor actie’, maar door de coronacrisis kreeg het verenigingsleven dit jaar meer het karakter van een afwachtingsgebied voor onbepaalde duur. De onzekerheid over wanneer we weer normaal zouden kunnen doen, werd nog versterkt doordat alle voorspellingen over een afbouw van de maatregelen te optimistisch bleken te zijn als gevolg van een muterend virus dat zich niet aan de afspraken hield. We kennen dat ook in oorlogssituaties van een vijand die zich niet aan onze plannen houdt.
Met het nodige optimisme had het bestuur een aantal bijeenkomsten gepland voor na de zomer die er vooral op waren gericht de directe contacten binnen onze Vereniging weer nieuw leven in te blazen. En stap voor stap waren we gedwongen bijeenkomsten te laten vervallen, zo lang mogelijk vasthoudend wat misschien toch nog mogelijk zou zijn. Uiteindelijk bleef er weinig over. Moesten we al in een vroeg stadium de zomerbarbecue en het op 14 oktober te houden artilleriegala afgelasten, thans (bij het schrijven van dit voorwoord) blijkt ook het algemene deel van de Algemene Ledenvergadering van 17 september niet door te kunnen gaan. In beide gevallen maakt het opgelegde coronaregime een ongedwongen samenzijn onmogelijk en daar gaat het toch om in onze Vereniging. Dat is spijtig voor degenen die van plan waren deel te nemen, maar ook voor degenen die al veel tijd hadden besteed aan de voorbereiding ervan. Ik denk dan vooral aan het galafeest dat met hulp van een aantal jonge enthousiaste officieren op poten was gezet. Mondjesmaat werden en worden er lokale bijeenkomsten georganiseerd door afdelingen voor zover mogelijk, maar van ongedwongenheid kan ook daar niet echt sprake zijn. Met spijt ook moesten we vernemen dat het vuursteunsymposium van het Vuursteuncommando slechts in digitale vorm zal plaatsvinden, overigens uitstekend geregeld door de Stichting ABC die ook een groot aandeel had in de organisatie van het ‘echte’ symposium. Ten slotte kon ook de door het Vuursteuncommando georganiseerde veteranendag op 11 september niet doorgaan. Voor dit jaar staan nog op de rol het Artilleriesymposium op de KMA op 12 oktober, waar ook andere VOA-leden welkom zijn en de Ledenraad van 27 oktober. Op dit moment gaat het bestuur er nog van uit dat beide activiteiten fysiek zullen kunnen plaatsvinden en dat we op afzienbare termijn weer tot de orde van de dag zullen kunnen overgaan. We zijn dan ook al gestart met de planning van activiteiten voor volgend jaar.
De gedwongen rust binnen de Vereniging staat in schril contrast met wat zich in de buitenwereld afspeelt, met dien verstande dat er rust is waar beweging zou moeten zijn en beweging waar rust gewenst is. Naast de zich eindeloos voortslepende kabinetsformatie en afgezien van de coronapandemie, horen we steeds alarmerender berichten over klimaatverandering, waaruit we kunnen afleiden dat het einde van de wereld nabij is en zijn we getuige van de chaotische aftocht uit Afghanistan, gepaard gaande met veel persoonlijk leed. En dit zijn slechts enkele sprekende voorbeelden van gebeurtenissen in een wereld die nooit meer een rustig moment zal kennen. De aftocht uit Afghanistan raakt ons zeer direct door de grote betrokkenheid van Nederland bij de operaties van de afgelopen jaren in dat Land. Vele militairen zijn een of meerdere keren uitgezonden geweest om bij te dragen aan het bestrijden van terroristische groeperingen en het creëren van een stabiele omgeving waarin het land zich zou kunnen ontwikkelen naar een vrije samenleving. Hierbij zij opgemerkt dat nu de internationale coalitie de aftocht blaast en zich moet verantwoorden voor de ontstane chaos, er discussie is over wat nu eigenlijk het oogmerk was en de gewenste eindsituatie. Nu Afghanistan weer terug lijkt te gaan naar de situatie van voor de inzet van de coalitie, komt onvermijdelijk de vraag op of die inzet niet vergeefs is geweest, vooral ook door de hoge prijs die we hebben moeten betalen in de vorm van gesneuvelde, gewonde en getraumatiseerde militairen. Mij lijkt dat de vraag over het effect van de inzet op de situatie in het land en over hoe-nu-verder vooral van politieke aard is. Het zijn immers onze politieke leiders die hun militaire macht en andere middelen inzetten om het doel te bereiken dat zij voor ogen hebben. Voor de militairen geldt vooral dat hun inzet zinvol was als zij zich naar beste kunnen en professioneel hebben ingezet om hun opdracht uit te voeren, ongeacht de afloop. Bovendien, militairen voeren hun opdracht zonder zich af te vragen of zij wel zullen slagen, ook in situaties die hopeloos lijken. Een verwacht succes is geen voorwaarde voor inzet. Hoe dan ook zullen de militairen die daar actief zijn geweest moeite hebben met de huidige gang van zaken, mede door de idealen die zij hadden, en herinnerd worden aan, mogelijke traumatische, ervaringen die zij daar hebben gehad. Oude wonden kunnen weer worden opengereten.
In de toekomst kijkend ga ik ervan uit dat het Veteranenhuis Artillerie ’t Harde op 10 september kon worden geopend. Door toeval valt die opening min of meer samen met de zojuist geschetste ontwikkelingen in Afghanistan. Waren de reacties van veteranen op het oprichten ervan al zeer positief, de abrupte terugtrekking uit dat land zal voor vele veteranen aanleiding kunnen zijn gelijkgestemden op te zoeken en ervaringen van hun uitzendingen te delen. Er is meer dan een jaar, met de nodige onderbrekingen door de coronabeperkingen, met veel hulp van vrijwilligers van het Artilleriemuseum hard gewerkt om het Veteranenhuis gestalte te geven in Paviljoen 1 van het museum. Mede door steun van andere veteraneninstanties en sponsoren en de inzet van vrijwilligers die als gastheer of -vrouw willen optreden zal het Veteranenhuis zich ontwikkelen tot een veel bezochte ontmoetingsplaats voor veteranen der artillerie, of veteranen met een andere achtergrond die daaraan behoefte hebben.
In het Artilleriemuseum (een naam die nu eenmaal makkelijker in het gehoor ligt dan de Historische Collectie van het Korps Veldartillerie) is in alle rust ook aandacht geschonken aan een veel oudere veteraan der Artillerie als voorvader van het geslacht van den Wall Bake: William Archibald Bake (9 september 1783 tot 10 december 1843). Een voor veel oudere militairen bekende telg uit dat geslacht was Luitenant-generaal der Genie Alexander van den Wall Bake, die van 1 augustus 1964 tot 26 januari 1969 Gouverneur van de Koninklijke Militaire Academie was. Een geschilderd portret van William Archibald Bake als Luitenant der Artillerie werd op 25 augustus door de broers Pieter en David van Walree namens de familie geschonken aan het museum. Hun vader, de in 1999 overleden reservekapitein van het Korps Rijdende Artillerie Erik van Walree, was getrouwd met mevrouw M.C. van den Wall Bake. De familie van Walree had al eerder op 18 april 2000 een schilderij uit de nalatenschap van Kapitein van Walree geschonken aan het museum. Het betrof toen een olieverfschilderij getiteld ‘Rijdende Artillerie in de duinen’ van de schilder J.H. Geerlings dat in ’Old Dutch’ van de officierscantine hangt, als expositiedependance van het museum.
Het geslacht Van den Wall Bake heeft vele verdienstelijke mensen voortgebracht, waaronder officieren der Artillerie. Het is daarom interessant zeer in het kort in te gaan op de stamboom van het geslacht, die overigens zo uitgebreid is dat volledige publicatie ervan een gehele Sinte Barbara in beslag zou nemen. Daarnaast zijn ook de lotgevallen van William Archibald Bake, waaruit zijn veelzijdigheid blijkt, vermeldenswaard.
William Archibald Bake trouwde met Johanna Maria van den Wall op 18 september 1809. Zij kregen vier zoons en een dochter; de oudste zoon was Herman Adriaan Bake. Bij Koninklijk besluit van 1853 werd bepaald dat Herman Adriaan voortaan de naam ‘Van den Wall Bake’ zou hebben, als samenvoegsel van de achternamen van zijn ouders. Herman Adriaan van den Wall Bake is de stamvader van alle Van den Wall Bake’s. Herman Adriaan had zes zonen en een dochter. Een ervan, Alexander Maurits, was de grootvader van de hiervoor genoemde Kapitein der Rijdende Artillerie Erik van Walree, wiens vader H.N. van Walree trouwde met de dochter van Alexander Maurits, M.C. Van den Wall Bake. De hiervoor genoemde oud-gouverneur der KMA Luitenant-generaal Aleander van den Wall Bake stamt uit een andere tak van de familie Van den Wall Bake met veel militairen. Zijn vader Rudolf Herman Alexander van den Wall Bake was bijvoorbeeld beroepsofficier bij de artillerie en van 1928 tot 1935 commandant van het Korps Rijdende Artillerie en zijn beide grootvaders waren ook officier bij de artillerie.
William Archibald Bake werd opgeleid voor de krijgsdienst op de Genie- en Artillerieschool in Den Haag. Na zijn opleiding werd hij in 1802 bevorderd tot luitenant der artillerie. Als 2de kapitein der Artillerie nam Bake deel aan de veldtocht van Napoleon naar Rusland in 1812. Hij stond onder commando van de Nederlandse generaal Herman Willem Daendels, die begin 1813 na de terugtocht van Napoleon uit Moskou de opdracht kreeg het strategisch gelegen Modlin, op zo’n 30 kom van Warschau, te bezetten en vast te houden. Het idee was dat deze vesting van groot belang was wanneer de Fransen de strijd met de Russen weer zouden aangaan. Modlin werd uiteindelijk door de Russen omsingeld en er volgde een beleg van vele maanden. In die periode werd Bake enkele malen erop uitgestuurd als gezant om met de Russen te onderhandelen. Het beleg duurde tot december toen de bezetters van de vesting zich aan de Russen moesten overgeven. Volgens de beschikbare informatie werd Bake toen krijgsgevangen gemaakt en in 1814 keerde hij terug naar de Nederlanden. Na zijn terugkeer verliep de verdere militaire loopbaan van Bake parallel aan een civiel gerichte carrière waarin hij zich zeer verdienstelijk maakte op het gebied van spoorwegontwikkeling. In 1836 startte hij de Koninklijke Nederlandse Grofsmederij voor de productie van ijzerwerk voor spoorwegen. Als artillerieofficier hield hij zich bezig met de techniek van het gieten van geschut en met de aankoop en productie ervan. In 1838 werd Bake als Kolonel aangesteld als Directeur van de eerste Artilleriedirectie in Den Haag. In 1840 werd hij bevorderd tot Generaal-majoor der Artillerie.
Gezien zijn achtergrond, verdiensten en nageslacht, die hier slechts zeer summier konden worden weergegeven, is het vanzelfsprekend dat het geschilderde portret van William Archibald Bake is opgehangen in de Korpszaal van het Artilleriemuseum. Het is een goed geschilderd portret waarop helaas niet de naam van de schilder staat. Het straalt een zekere rust uit in deze bewogen tijden en is een aanwinst voor de collectie van het Artilleriemuseum. Het bestuur van het museum is de familie van Walree dan ook veel dank verschuldigd voor hun schenking, die geen betere plek kon krijgen dan in de Korpszaal.
A.M. Rosengarten Bgen b.d.