Op uitnodiging van de voorzitter van onze Duitse zustervereniging de Freundeskreis der Artillerietruppe, Brigadegeneraal bd Heribert Hupka, bracht ik met de plaatsvervangend commandant van onze vuursteunschool Majoor Dominik Derwisinski, tevens bestuurslid van onze Vereniging, op 20 en 21 mei een bezoek aan het Duitse opleidings- en trainingscentrum voor indirecte vuren in Idar Oberstein, kortgezegd de Artillerieschule. Het doel van het bezoek was meervoudig: bevestigen van onze goede samenwerking en aanhalen van de banden tussen onze verenigingen, leggen van contacten met voorzitters van andere gelijksoortige verenigingen en ten slotte bezoeken van het opleidings- en trainingscentrum.

Mijn contact met de Generaal Hupka is uitstekend en betekenisvol, niet alleen door zijn persoonlijkheid en de kameraadschap die hij laat voelen, maar ook doordat we meningen uitwisselen, en delen, over tal van onderwerpen die te maken hebben met ons vakgebied. Reeds op de avond van onze aankomst konden wij genieten van zijn gastvrijheid en kennismaken met de vertegenwoordigers van de artillerieverenigingen uit Frankrijk, Italië en Zwitserland; de Britse delegatie was verhinderd. De Presidente Nationale, Direttore de L’Artigliere Generale Rocco Viglietta uit Rome en General Jean-Pierre Meyer uit Parijs spraken na kennismaking vrijwel onmiddellijk hun belangstelling uit om tot een vorm van contact of samenwerking te komen tussen hun verenigingen en de onze. Ik heb positief gereageerd, in ieder geval om de contacten te versterken en te bezien wat we voor elkaar kunnen betekenen. Er zullen ongetwijfeld meer ontmoetingen gaan plaatsvinden.

Op de dag van onze aankomst maakten Majoor Derwisinski en ik ook van de gelegenheid gebruik om een bezoek te brengen aan ons opleidingsdetachement voor de pantserhouwitser. Het detachement staat onder leiding van Majoor Tuinhof en zijn plaatsvervangend commandant is Adjudant Kurvers. De opperwachtmeesterfunctie is een vacature en daarnaast zijn er vijf instructeurs in de rang van Wachtmeester-I. Wij spraken met Adjudant Kurvers en een aantal instructeurs die met veel enthousiasme over hun werk vertelden. Hun gedrevenheid en de professionaliteit die zij uitstraalden spraken tot de verbeelding.

Het leggen van internationale contacten is plezierig, maar ook belangrijk en interessant, doordat kennis kan worden genomen van de inspanningen en plannen van de verschillende landen op het gebied van Joint Fire Support (JFS). Wat deze ontmoetingen betreft gaat onze grootste belangstelling natuurlijk uit naar Duitsland, waarmee Nederland defensiebreed al nauw samenwerkt. Op 21 mei kregen we eerst een briefing over het Duitse opleidings- en trainingscentrum, hun trainingssysteem, het nabijgelegen schietterrein Baumholder, de huidige situatie van de vuursteuneenheden, de plannen voor de toekomst en internationale samenwerking. De lezing werd gegeven door Majoor Lenzen, aangevuld met deskundige commentaar en een openhartige toelichting bij gestelde vragen door de commandant Kolonel Felber. De briefing werd gevolgd door een rondleiding door de school. Ons bezoek werd ’s middags afgesloten met een schietdemonstratie. Ik zal hier kort ingaan op enige interessante elementen uit de lezing in vergelijking met onze inspanningen, voor zover ik daar zicht op heb.

De Duitse Artillerie beschikt momenteel over vier artilleriebataljons, waarvan drie zijn ingedeeld op divisieniveau en één binnen de Duits-Franse-brigade. Ieder artilleriebataljon beschikt naast de pantserhouwitser over raketartillerie. Zowel de indeling van de artilleriebataljons op divisieniveau als het onderbrengen van raketartillerie en vuurmonden in één afdeling waren noodzakelijk geworden door de net als in ons land verregaande bezuinigingen in de krijgsmacht. Een vergelijking met de Nederlandse grondgebonden vuursteun dringt zich op: concentratie van de weinig overgebleven middelen om de veelheid van overgebleven taken zo goed en kwaad als het gaat te kunnen blijven uitvoeren. Zowel in Duitsland als in Nederland leidde dit tot een organisatieomvang en -structuur die ongewenst, maar onvermijdelijk was. Beide landen hebben ook dezelfde ideeën over de gewenste structuur: elke brigade een afdeling (of artilleriebataljon), raketartillerie bij elkaar in een of meer eenheden boven brigadeniveau en een gelaagde vuursteunstructuur zoals we die vroeger ook kenden met vuursteuncoördinatie op verschillende niveaus en de mogelijkheid zwaartepunten te leggen. Het verschil tussen Duitsland en Nederland is echter dat voor de Duitse artillerie, of ruimer geformuleerd ‘Joint Fire Support’ (JFS), al concreet uitgewerkte en geaccepteerde plannen bestaan die in 2032 moeten leiden tot die gewenste structuur met onder andere dertien artilleriebataljons. Over ‘lange lijnen naar de toekomst’ gesproken! En overigens beschikt Duitsland al over raketartillerie en is in Nederland wel de noodzaak daartoe onderkend maar ontbreken vooralsnog de financiële middelen daarvoor.

Wat opleiding en training betreft is Idar Oberstein het opleidingscentrum voor alle vormen en aspecten van JFS, vergelijkbaar met de manier waarop wij de opleiding en training doen. Voor opleiding en training beschikt het opleidings- en trainingscentrum onder andere sinds kort over een zeer geavanceerde JFS-simulator waarin Firesupport Teams (FSTs) die zich op compagniesniveau bevinden, kunnen worden getraind. Aangezien ook in onze Vuursteunschool een dergelijk systeem wordt geïnstalleerd, dringt de vraag zich op of er, in ieder geval om doelmatigheidsredenen, niet meer zou moeten worden samengewerkt tussen Nederland en Duitsland op het gebied van JFS-opleiding en -training. Die vraag is des te meer relevant in een situatie waarin de pantserhouwitseropleiding van Nederland een enclave vormt binnen het Duitse opleidings- en trainingscentrum, zonder daarin te zijn geïntegreerd. Een opleiding ver van huis zonder gebruik te maken van de voordelen van samenwerking is niet kosteneffectief.

Een laatste interessant onderwerp in de briefing was het Framework Nations Concept (FNC). Het FNC werd in 2013 door Duitsland geïntroduceerd met als doel samenwerking op het gebied van defensie een nieuwe stimulans te geven. Het concept voorziet in het oprichten van multinationale eenheden en moet kleinere landen in staat stellen schaarse capaciteiten onder te brengen in een organisatorisch raamwerk dat wordt geleverd door een ‘framework nation’. Uitgangspunten bij het concept waren dat de VS een steeds groter Europees aandeel in NAVO-defensie-inspanningen zal eisen, dat geen enkel Europees land meer in staat is militaire operaties alleen uit te voeren en dat de meeste Europese krijgsmachten blijvend met beperkte financiële middelen te maken zullen hebben. Volgens het concept zouden grotere en kleinere Europese landen clusters moeten vormen waarin wordt gecoördineerd welk land welke middelen en eenheden levert in een lange- termijnbenadering. Een ‘framework nation’ zal dan zo’n cluster leiden en de militaire ruggengraat ervan vormen. Een term die in dit verband van toepassing is, althans voor de kleinere landen, is taakspecialisatie. Het voert te ver in dit voorwoord het concept verder uit te diepen; deze korte samenvatting volstaat om er een beeld van te krijgen. In de briefing vormde het een belangrijk onderdeel, aangezien Duitsland het cluster II, Joint Fires, voor zijn rekening heeft genomen. Een element ervan is het oprichten van een multinationaal JFS Training en Exercise Center. Voor dit cluster heeft zich al een aantal landen als deelnemer aangemeld. Daarnaast kijkt een aantal landen, waaronder Nederland en België, als waarnemer voorlopig de kat uit de boom. Het Nederlandse standpunt in dit initiatief is mij onbekend. Het is in ieder geval opvallend dat Nederland op veel gebieden een nauwe militaire samenwerking met Duitsland kent, denken we bijvoorbeeld maar aan de grondgebonden luchtverdediging, maar dat dat nog niet geldt voor de grondgebonden vuursteun (JFS) of althans de opleiding en training daarvoor.

Het is voor mij vanzelfsprekend dat Nederland zijn eigen grondgebonden vuursteuncapaciteit heeft om het inmiddels weer op waarde geschatte gevecht van de verbonden wapens te kunnen voeren. Dat neemt niet weg dat internationale samenwerking belangrijk en onontkoombaar is, zeker gelet op de blijvende aarzeling waarmee Nederland geld beschikbaar stelt voor zijn krijgsmacht. Opleiding en training bieden daartoe veel mogelijkheden, zeker als meer landen erbij worden betrokken en elk deelnemend land een redelijk aandeel kan leveren aan de gezamenlijke inspanningen. Hierbij moet de kwaliteit van de inbreng voorop staan, maar dat kan voor ons het probleem niet zijn.

Andere artikelen

Login ledengedeelte VOAWEB