We beleven moeilijke tijden door de coronapandemie. Het virus raakt ons doordat wijzelf of onze naasten ziek worden en inmiddels zijn we allemaal wel geconfronteerd met overlijdensgevallen in onze omgeving. Ook als vereniging hebben wij verliezen geïncasseerd met het overlijden van een aantal van onze leden, in enkele gevallen als gevolg van een besmetting met het virus. Het verlies van onze kameraden stemt ons droevig en toont ons onze kwetsbaarheid. Tegelijkertijd zijn de mogelijkheden om verenigingsactiviteiten uit te voeren en elkaar te ontmoeten uiterst beperkt. Juist in een tijd dat persoonlijke intermenselijke contacten van groot belang zijn, zijn wij gedwongen ons te beperken tot telefoon, mails en wat dies meer zij om elkaar niet uit het oog te verliezen. Noodgedwongen leggen we ons neer bij de opgelegde beperkingen, we zijn tenslotte gewend om tegenslagen te incasseren en door te zetten waar anderen bij de pakken gaan neerzitten, maar het gaat in onze vereniging voor een belangrijk deel om saamhorigheid en kameraadschap, beleefd in elkaars gezelschap. Voor het weer zover is, zullen we nog even geduld moeten hebben.
Toch zijn er nog wel mogelijkheden voor verenigingsactiviteiten. Zo ga ik ervan uit dat de afdelingen de nodige initiatieven hebben genomen om, ondanks alle beperkingen, de contacten met hun leden in stand te houden. Van nabij heb ik ervaren hoe de Afdeling Oldebroek met een videoboodschap van haar voorzitter en met mails van de secretaris aan haar leden de saamhorigheid en betrokkenheid bevorderde.
Ook als verenigingsbestuur kunnen we in deze situatie bijdragen aan die belangrijke doelstellingen. Weliswaar zagen we ons gedwongen de geplande Algemene Ledenvergadering uit te stellen tot later dit jaar (onder voorbehoud), via de mail hebben we wel een soort van Ledenraad kunnen houden. Wat de Algemene Ledenvergadering betreft, onderzoeken we momenteel de mogelijkheden om die op een andere, rechtsgeldige wijze te doen plaatsvinden mocht een fysieke samenkomst eind dit jaar toch niet mogelijk zijn. De ledenraad vond in een aantal rondes plaats, waarbij zowel bestuur als afdelingen in ruime mate de gelegenheid kregen elkaars vragen te beantwoorden en informatie uit te wisselen. Dat ging prima, maar uiteindelijk gaat er niets boven een directe discussie en vraag-en-antwoordspel. We zullen met deze aangepaste werkwijze doorgaan zo lang en zo vaak als dat nodig is.
Een belangrijke pijler onder onze vereniging is en was altijd uw lijfblad de Sinte Barbara. Daar verandert de huidige situatie niets aan: u zult ons zeer gewaardeerde blad blijven ontvangen en op de hoogte blijven van alle ontwikkelingen en wetenswaardigheden, ook wat betreft ons vakgebied. Aan kopij is geen gebrek, dus niets belet ons om op de oude voet voort te gaan. Zoals besloten in de afgelopen elektronische Ledenraad, hebben we nog wel een extra stap gezet om de informatievoorziening naar de leden te bevorderen, door over te gaan op een nieuwe website. Hoewel niet alle leden daarvan gebruik maken, heeft onze website de afgelopen periode zijn waarde meer dan bewezen. Niet alleen als informatievoorzieningsmedium, maar ook als middel om in te tekenen voor evenementen. Om een aantal redenen was onze website echter aan vernieuwing toe, vooral door veroudering van onderliggende software en daaraan gekoppeld de beveiliging ervan. Omdat onze webmaster, Bert Schieving, bovendien liet weten in de toekomst minder tijd beschikbaar te hebben, heeft het bestuur, rekening houdend met allerlei factoren zoals uiteraard kosten en de mogelijkheden de Sinte Barbara op termijn te digitaliseren, er uiteindelijk voor gekozen een nieuwe website te laten bouwen door de producent van ons blad. Afgezien van de toekomstige mogelijkheden ziet het bestuur de nieuwe website als middel bij uitstek om u in deze contactarme tijd op de hoogte te houden van de laatste ontwikkelingen en uzelf in staat te stellen interessante informatie met anderen te delen. Uiteraard zijn we Bert Schieving bijzonder dankbaar voor zijn uitstekende werk de afgelopen periode en de wijze waarop hij snel en adequaat reageerde op vragen of op aanbod van nieuw te plaatsen berichten.
Maar wat zijn de effecten van het coronavirus in Nederland? Zij bieden ons een verhelderende blik op hoe we onze samenleving hebben georganiseerd, hoe wij met elkaar omgaan en hoe besluitvorming verloopt. We kunnen constateren dat er goede regelingen bestaan, maar ook dat er zaken zijn die we niet goed voor elkaar hebben. Ook legt de zo benoemde crisis genadeloos vast hoe mensen in zo’n situatie reageren, zoals dat vaker in uitzonderlijke situaties gebeurt, zowel in positieve als in negatieve zin. Nemen we aanpak van de crisis in beschouwing, dan zien we een duidelijke manifestatie van de mechanismen die Kahneman beschreef over besluitvorming in een onvoorspelbare omgeving, waarover ik in mijn vorige voorwoord schreef. De experts veranderden voortdurend van mening over de ernst van de pandemie, over de gevolgen ervan en over de beste handelwijze om de pandemie te bestrijden, elke keer pretenderend de wijsheid in pacht te hebben, maar vaak ook de plank misslaand. Zoals Kahneman ook schreef is het fout om iemand de schuld te geven van het onvermogen in een onvoorspelbare wereld trefzekere voorspellingen te doen, maar het is wel redelijk om professionals aan te spreken op hun overtuiging dat ze een onmogelijke taak met succes kunnen volbrengen. Hoewel dus iedereen op een gegeven moment wel kan zien dat bepaalde zaken beter geregeld hadden kunnen worden, hecht ik geen waarde aan de uitspraken van degenen die met de wijsheid achteraf een oordeel vellen en roepen dat ze zelf beter zouden hebben gehandeld. ‘Stoutmoedig’ koppelen ze er dan een toekomstvoorspelling aan die, naar later zal blijken, niet zal uitkomen. Het is te makkelijk onze medische experts en politieke leiders voor de voeten te werpen dat ze verkeerd hebben gehandeld en beter of eerder dit of dat hadden moeten doen; ik ben ervan overtuigd dat zij bij de aanpak van de crisis naar eer en geweten hebben gehandeld. We mogen natuurlijk wel verwachten dat ze hun lessen eruit trekken.
Zonder te vervallen tot makkelijke kritiek, kunnen we toch een aantal observaties doen. We zouden ons kunnen verbazen over het gemak en de snelheid waarmee vele miljarden worden vrijgemaakt voor de bestrijding van de economische schade die de aanpak van het virus teweegbrengt. Uiteraard is een steunpakket noodzakelijk, is er in deze situatie geen discussie over de betaalbaarheid ervan en wordt het oplopen van de staatsschuld daarbij acceptabel geacht. Tegelijkertijd zien we dat we doorgaan met de geldverslindende zogenaamde klimaatmaatregelen en de kostbare en stagnatie bevorderende aanpak van de vermeende stikstof problematiek (aanvankelijk als een megacrisis gekwalificeerd) en wordt ook gesproken over verhoging van het budget voor ontwikkelingssamenwerking, vooral voor steun van Afrikaanse landen. Daarnaast duiken in de media al berichten op dat de voor dit jaar aangekondigde aanvulling op de Defensienota, de zogenaamde ‘lange lijnen naar de toekomst’, wordt opgeschoven. Daaraan gekoppeld wordt gesteld dat Defensie de extra investeringen die in de aanvulling zouden worden opgenomen, wel kan vergeten. Voor ons artilleristen geldt dan bijvoorbeeld dat de raketartillerie van de baan is. Hoewel misschien nog niet volgend jaar wordt Defensie weer het kind van de rekening. Ik herinner me de discussies over het defensiebudget van de afgelopen jaren in diverse regeringsdocumenten, waarin met zoveel woorden werd gesteld dat we langzaam zouden groeien naar de tweeprocentsnorm van NAVO, zij het afhankelijk van de beschikbare financiële middelen. In de huidige situatie blijkt, wat we uiteraard al wisten, dat Nederland geld genoeg had, maar kennelijk niet bereid was aan haar verplichtingen op defensiegebied te voldoen. We moeten weliswaar bekennen dat het opgepotte geld ons nu goed van pas komt, maar daarbij bedenken dat niet was voorzien dat het nodig zou zijn voor de huidige economische steunmaatregelen. Dat defensieverplichtingen geen hoge prioriteit hebben is te meer opmerkelijk nu in de discussies over de Nederlandse steunmaatregelen, zoals bij de verhoging van het budget voor ontwikkelingssamenwerking, wordt benadrukt dat Nederland als handelsland voor een groot deel (te!) afhankelijk is van zijn handelsrelaties met het buitenland. Is de krijgsmacht dan niet een belangrijk instrument om die relaties en andere belangen van Nederland in het buitenland te verdedigen?
We hebben terecht veel waardering voor de mensen, zoals de zorgmedewerkers, maar ook in ander kritische sectoren, die zich vaak letterlijk met gevaar voor eigen leven en onbaatzuchtig inzetten, zich daarbij bewust van hun maatschappelijke verantwoordelijkheid. In dit verband wil ik stellen dat in deze uitzonderlijke tijden iedereen in de relevante sectoren van onze maatschappij de plicht heeft die verantwoordelijkheid te nemen, ook als dat niet geheel van gevaar ontbloot is. Dat vloeit voort uit de beroepskeuze die iemand maakt, met alle consequenties van dien. Uiteindelijk gaat het immers om het voortbestaan van onze maatschappij, waarvan we allemaal profiteren en waaraan we dus ook allemaal moeten bijdragen en niet alleen om de korte-termijnbestrijding van de effecten van een ziekte. Helaas is niet iedereen zich van die verantwoordelijkheid bewust. Overigens is het niet makkelijk gebleken om discussies te voeren over de verhouding tussen maatregelen om de effecten van het virus te beteugelen en maatregelen om de economie op gang te houden. Mensen die op goede gronden een bepaald standpunt verkondigen worden verketterd door andersdenkenden, terwijl de beste aanpak alleen kan worden gevonden in een onbevooroordeelde afweging van alle argumenten, zonder vooringenomen standpunt. We ons moeten daarbij realiseren dat er geen uniforme set aan morele waarden bestaat, waarmee onweerlegbaar kan worden vastgesteld wat goed of fout is voor onze samenleving.
Los van het beeld dat we krijgen van de rol die mensen spelen in het op gang houden van onze maatschappij en in de zorg voor degenen die lijden onder de gevolgen van het virus, zien we ook hoe de menselijke karaktertrekken worden uitvergroot. Waar velen zich zeer bewust zijn van het belang van hun bescheiden bijdrage aan de aanpak van de crisis en gezagsgetrouw met de rolmaat in de hand alle maatregelen tot op de letter uitvoeren, trekt een substantieel deel van de bevolking (naar verluidt tien procent) en zeker niet alleen jongeren, zich nergens wat van aan. We kennen allemaal de discussie over het teloorgaan van waarden en normen en steeds meer wordt gesproken over gebrek aan gemeenschapszin en de ‘hufterigheid’ die het gedrag van velen bepaalt. Dat soort mensen denkt alleen in termen van rechten en behoud van verworvenheden zonder welke een bestaan niet meer mogelijk lijkt. Tussen die uitersten zit een grote groep mensen die meent dat er ruimte moet zijn voor interpretatievrijheid in de geest van de maatregelen en dat we in de eerste plaats ons verstand moeten gebruiken. Meer algemeen lijkt de moderne mens niet meer te kunnen incasseren of lijden en niet meer te kunnen leven zonder de geneugten van de moderne maatschappij. Het coronavirus mag dan een verwoestend effect hebben, uitval van de mobiele telefoon en het internet zou voor velen pas echt rampzalig zijn.
Het begrip crisis lijkt aan inflatie onderhevig. Waar in vroeger tijden, of nu in minder ontwikkelde samenlevingen, mensen hun lot accepteren als dat onvermijdelijk is en hun leven in de gegeven omstandigheden zo goed als mogelijk voortzetten, zien veel mensen in onze moderne samenleving elke tegenslag als een crisis. Echt of vermeend, er zullen ongetwijfeld meer crises volgen; laten we van de huidige leren en ons op de volgende goed voorbereiden.